Jacques Jordaens – “constrijck schilder” en calvinist

Dat Jordaens protestant (of calvinist) was, is algemeen geweten, maar de onderliggende feiten – en wat die betekenen – zijn niet algemeen gekend. Vandaar dit opstel.

De schilder en zijn gezin (ca. 1622), Prado Museum (Madrid). Dit is de gangbare titel en uitleg (dan vlnr dochter Elisabeth, echtgenote Catharina van Noort, een dienstmeisje en de schilder). Max Rooses (boek over Jordaens 1906) is sceptisch. Een familieportret, zeker, maar ‘idealiserend’, dus voorzichtig met identificatie. Dat neemt niet weg dat Elisabeth voor het meisje model zou kunnen hebben gestaan (geboren 1617). Van Catharina Van Noort (Jordaens echtgenote) zijn verder geen afbeeldingen bekend en de man lijkt – vindt Rooses and I agree – niet echt op Jordaens. Een luit is ook niet zijn attribuut. En… de greep naar de druiven die het dienstmeisje aandraagt, de tuin als setting, een cupido met dolfijn op de achtergrond. Wat wil dat beduiden?

In het ‘kerckeboek’ van de clandestiene protestantse kerkgemeente te Antwerpen genaamd de ‘Brabantsche Olijfberg’ vinden we volgende vermelding uit het jaar 1678.

“Anno 1678 [18] October is gestorven Jordaens constrijcke schilder, ten … ure en twee uren desselven nacht sijn dochter Elisabet Jordaens.”

  • ‘constrijcke schilder’ = kunstschilder.
  • Beiden (vader en dochter Elisabeth – het meisje van het schilderij hierboven, dan 61 jaar) zijn dezelfde nacht overleden.
  • Zij waren (zeker sinds 1671) officieel ingeschreven in het ledenregister van deze ‘kerk onder het kruis’ (ondergrondse organisatie van ‘hervormde gelovigen’) die vanuit de Zuid-Holland en Zeeland werd ondersteund en van een eigen predikant voorzien.
  • Ze stierven tijdens een van de epidemieën die Antwerpen teisterde, i.c. een zeer hevige versie van de ‘engelse of haastige of zwetende ziekte’, meer hierover zie onder.
  • Het gaat hier zonder twijfel over de bekende kunstschilder Jacques Jordaens. Terzijde: niet ‘Jacob’ (dat is de voornaam die Jacques toegewezen kreeg in de 19de eeuw, toen hij ‘herontdekt’ werd als een ‘typisch Vlaamse volkse schilder’ (en dus geen Franse voornaam mocht hebben). In alle correspondentie, officiële registraties, en op zijn grafschrift (zie onder) staat er altijd en overduidelijk ‘Jacques‘, soms afgekort tot Jac.
Zeer fraaie versie van het meermaals geschilderde emblemata-schilderij: ‘Zoo de ouden zongen, pypen de jongen’ (Jordaens heeft deze spreuk meermaals op doek gezet). Achtergondinfo: https://kmska.be/en/masterpiece/as-the-old-sang-so-pipe-the-young

Calvinist in Antwerpen in de 17de eeuw

Kan dat wel, calvinist zijn èn een succesrijk Antwerps schilder in de tijd van de contra-reformatie? Rooms-katholieke altaarstukken schilderen, terwijl je protestant bent? En dat in een land waar de ‘hervormde religie’ verboden is (de Zuidelijke Nederlanden, na 1585)? Neen , officieel kan dat niet, maar het antwoord is toch “Ja, dat kan”, want hij was het en heeft het gedaan. Daarover bestaat geen twijfel. Al zeker niet meer sinds 1905, toen Max Rooses in de ‘Vlaamsche gids’ een uitgebreid artikel publiceerde onder de titel: Jordaens Calvinist (hier te lezen), daarbij voortbouwend op archiefonderzoek van Pierre Génard (1852) en J.F. van den Branden (1883)1. Het artikel werd een hoofdstuk in zijn biografie uit 1906. In tegenstelling tot Adriaan van Stalbemt (geboren 1580, ook begraven in Putte, zie onder), had Jacques het protestantisme niet van huis uit meegekregen. Zijn geboortejaar is informatief: 19 mei 1593 – Antwerpen is in volle reconversie na de verdrijving van de calvinisten (1585). Rooms-katholieke gehoorzaamheid is verplicht, wil je je burgerrechten kunnen opnemen. Het gezin waarin Jacques geboren wordt is kroostrijk: 13 kinderen. Twee van zijn zussen, Magdalena en Elisabeth werden Begijn, en een broer Augustijn. Voor (de kerk van het Begijnhof van) zijn zussen schilderde Jacques trouwens het schilderij van de kruisafname, dat er nog steeds te bewonderen is.

Jordaens, Kruisafname – Begijnhofkerk Antwerpen. Zou er visuel verwantschap bestaan tussen ‘Maria Magdalena’ (want dat kan Moeder Maria niet zijn daar beneden) en Magdalena Jordaens, de begijn? Trouwens: een blonde Magdalena…

Als we toch bezig zijn: De heilige Begga (toen nog een tamelijk ‘nieuwe’ patrones) heeft Jordaens ook geschilderd. Ook voor (naar) een van z’n zussen?

In 1616 trouwt Jacques in de OLV kerk met Catharina Van Noort, dochter van de kunstschilder Adam Van Noort (15 mei 1616). Ze krijgen drie kinderen: Elisabeth (1617-1678), Jacob (1625-ca 1650), Anna Catharina (1627-1676). Ook deze drie zijn gedoopt in de OLV kerk. Zijn publieke leven en activiteit als schilder (met opdrachten, seculier en kerkelijk) verloopt normaal en succesrijk. Hij is de langstlevende van de grote drie (naast Rubens en Van Dijck), en zeker na 1641 heeft hij constant een goed gevulde portefeuille aan opdrachten (in binnen- en buitenland), seculier en kerkelijk. Meestal gaat men ervan uit dat Jordaens’ contacten in de Noordelijke Nederlanden hem – al dan niet geleidelijk – tot het inzicht hebben gebracht dat er iets fundamenteel mis was met de godsdienstige organisatie in het Zuiden. Het feit dat zijn jongste dochter, Anna Catharina in 1654 trouwt met Johan Wierts II (een van Antwerpen afkomstige jurist, die na zijn studie in Leuven actief wordt als advocaat aan ‘het hof van Brabant’ in Den Haag (vanaf 1650) zal hier ook wel voor iets tussen zitten. Het maakt Den Haag tot Jordaen’s tweede vaderstad. De schoonzoon stond overigens bekend als ‘jansenist’.2 Op zich al een opmerkelijke carrière in die tijd (van Antwerpen via Leuven naar Den Haag), nog bijzonderder omdat ze ook nog eens uiterst succesvol verliep: in 1689 wordt hij president van hetzelfde hof en is dus ‘kind aan huis in het Binnenhof’. Het gezin Wierts-Jordaens heeft inmiddels een groot herenhuis aan de Nobelstraat in Den Haag betrokken. En in 1660 koopt Johan Wierts zelfs een huis voor zijn schoonvader, in Voorburg (Heerestraat), waar – getuige diverse documenten – Jordaens ook zijn ‘schilderssporen’ heeft nagelaten. Hij heeft het als een soort buitenhuis, ‘hof van plaisantie’ bewoond.3 Naast gezellige smalltalk zijn er dus serieuze gespreksonderwerpen genoeg in de familie Wierts-Jordaens: politiek, geloof en kerk. De religieuze diversiteit in zijn eigen familie heeft Jacques blijkbaar nooit gestoord. Dat zegt al iets, en in de 17de eeuw zegt dat heel veel over zijn persoon en milieu.

Wanneer werd hij ‘hervormd’?

Belangrijke betrachting vooraf: Een inwendige overtuiging (‘vrijheid van geweten, denken’) koesteren en een officiële overstap naar (of ‘lid worden van’) een gelijkgezinde groep zijn twee verschillende zaken. Ongetwijfeld zijn er in de 17de eeuw bijzonder veel ‘zelf-denkende’ mensen geweest die zo het hunne dachten van de kerkpolitieke ontwikkelingen in hun tijd, maar daaraan geen openlijke uiting hebben gegeven. Wat Jordaens betreft zijn er een aantal signalen en feiten die op zijn hervormde gezindheid wijzen. Ik zet ze op een rijtje:

  • [Sommigen vermoeden dat hij al in 1644 afstand had genomen van het rooms-katholicisme. Zijn naam duikt dan namelijk op in… Utrecht, waar hij (of preciezer : zijn naam ‘Jacques Jordaens’) verschijnt als doopgetuige in een Lutherse kerk.4. Helemaal zeker is de identificatie met onze schilder niet, want er is geen context. Dus zet deze toch maar tussen haakjes.]
  • 6 maart 1648 is een zekere Jacobus Jordaens doopgetuige in de Sint-Joriskerk. Niets bijzonders, ware het niet dat de dopeling (Isabella Maria) uit een hervormd huisgezin stamt. Zij is de dochter van Baltasar de Bruyne (of de Bruinne), een Amsterdamse koopman die zich in 1646 te Antwerpen had gevestigd om zijn broer Pieter bij te staan die aldaar financieel in de problemen was geraakt. Al z’n andere kinderen zijn protestants gedoopt (in Amsterdam, of na z’n verhuis naar Antwerpen te Lillo/Oosterweel of bij hem thuis – NB: in 1653 door dominee Becius (de eerste predikant van de ‘Brabantse Olijfberg’). Waarom dan in 1648 in de Sint-Joriskerk? In zijn autobiografische notitie (die in 1950 is gepubliceerd in het genealogische tijdschrift Ons voorgeslacht) wordt dat droogweg uitgelegd: “vermits alhier geen vergaderingen der ware Gereformeerden [waren]”. ‘Een doop is beter dan geen doop‘ moet hij gedacht hebben.5. Jordaens had dus op z’n minst een vriendschappelijke band met deze Amsterdams/Antwerpse zakenman als hij daar als doopgetuige optrad (misschien zelfs wel bemiddelde om de doop doorgang te doen vinden. Ik weet niet hoe wantrouwig pastoors toen waren). Baltasar de Bruinne is straks actief betrokken bij de oprichting van de Antwerpse ‘hervormde kerk onder het kruis, de ‘Brabantse Olijfberg’. Aldaar één van de eerste ouderlingen. Saillant détail. De doopgeschenken van peter en meter noemt hij ook nog: “De gifte deses kints zijn geweest ses groote Silvere forketten vereert door compeer Jordanus op de 23 April deses Jaars 1648 ende een silver schenck taillor vereert door masoeur Maria de bruynne op den 22 Augt. 1648.6
Doopregister Sint-Joriskerk – isabella, dochter van Baltazar de Bruyn en Emerica (Rymeregje) de Strijcker. Peter: Jacobus Jordaens (in eigen naam).
  • Wel een zeker getuigenis, maar nog niet perse van zijn calvinisme, maar wel van zijn dwarse opvattingen, is dat hij ca. 1655 een forse boete heeft betaald (240 pond), omdat hij schuldig was bevonden aan het ‘schrijven van schandaleuze geschriften‘. De term ‘schandaleuze’ is nogal algemeen. Ze werd zeker ook gebruikt om ketterse teksten aan te duiden, maar niet exclusief. Dus: om welk soort geschriften gaat het hier eigenlijk? Het kan gaan van liedboekjes, tot catechismussen, spotprenten…, alles valt eronder.7 Enfin, Jordaens heeft de boete betaald (‘satisfecit’) en is verder gegaan met zijn leven. Dwars-denken en/of ketterij kostte je in het midden van de 17de eeuw al niet meer je leven, zoals in de eeuw voordien. There ìs progress…
  • Opvallend, en mijns inziens doorslaggevend: Als zijn vrouw Catharina op 17 april 1659 overlijdt, laat hij haar begraven… in Putte, net over de grens, niet in een Antwerpse kerk. Nu moet u moet weten, dat de protestanten sinds 1589 geen eigen kerkhof meer hadden, en dus hun doden niet meer deftig konden begraven. De officiële kerkhoven waren immers gewijde grond, en daar kon/mocht een ketter niet liggen. Er was wel wat te regelen met enkele kloosterordes (m.n. bij de Cellebroeders), maar dat ‘voelde niet goed’. Veel protestanten (en Joden) lieten de stoffelijke resten van hun gestorven familieleden dus overbrengen naar de dorpjes Putte en Ossendrecht, net over de grens. In Putte was er op de begraafplaats zelfs een speciaal kerkje voor voorzien (terwijl de dorpsbewoners zelf rooms waren). Indien je niet protestant was, liet je je als geboren Antwerpenaar niet daar begraven. Ergo.
The Morgan Library and Museum: tekening ca. 1638 (voorstudie voor de eerste versie van ‘de koning drinkt’ – Nu in het LOUVRE. Ik lees dat we hier als modellen Catharina Van Noort (echtgenote) en de jongste dochter Anna Catharina mogen zien. Met potlood bijgeschreven “dichter by de vrou”. Zie https://www.themorgan.org/drawings/item/245873. Trouwens grote verwantschap in de personages tussen ‘de koning drinkt’ en ‘zoo de ouden zongen’ uit diezelfde periode.

  • Nog een veelzeggend document wijst op protestantse gezindheid: Op 16 December 1660 trad hij op als getuige in een proces over de echtheid van een aantal schilderijen, toegeschreven aan van Dyck. Onder zijn verklaring tekende de griffier van de schepenbank aan: Juravit tantum per Deum (Hij zwoer enkel bij God). Dit is significant, want door de standaardformule (met de hand op een reliek/heilig boek, onder aanroeping van heiligen etc….) te weigeren, distantieerde hij zich van de dominante religie. Ook opvallend: het wordt genoteerd, maar tegelijk ook getolereerd.
  • In 1671 komt zijn naam voor op de ledenlijst van de ‘Brabantse Olijfberg’ (de clandestiene protestantse kerkgemeenschap te Antwerpen, die vanaf ca. 1643 in Antwerpen heeft gefunctioneerd. Nu is er helemaal geen twijfel meer mogelijk. Hieronder meer hierover.

Toegelaten tot het Avondmaal

Het eerste officiële bewijs van zijn ‘protestantisme’ is dus dat Jordaens’ naam in 1671 voorkomt op de lijst van ‘avondmaalsgerechtigde leden’ (lidmaten, noemt men deze categorie ook wel) van de “kerk onder het kruis’ (clandestiene protestantse kerkgemeenschap) de Brabantse Olijfberg, te Antwerpen. De toelating tot de ‘tafel des Heren’ is/was in de calvinistische traditie gekoppeld aan het ‘afleggen’ (uitspreken, beamen) van een ‘gezonde belijdenis van het geloof’ (term overgenomen uit de aanhef boven de lijst). Foto is van een afdruk van een microfilm van het kerkboek met de namenlijst van 1671, het origineel wordt bewaard in het Stadsarchief/Felixarchief.

Geelomkaderd “Jordaens met syn dochter en 2 meissens”.

Een paar opvallende namen: Sinjr Volmering met syn huisvrouw wordt als eerste vermeld. Ook bij hem avondmaal aan huis (Deze persoon komt ook voor in de registers in Lillo, bevriend met de familie Baltasar De Bruijne). De tweede is Paep den Ouden (Dit is – gezien dezelfde overlijdensdatum en leeftijd: Guilliam De Pape, wiens zerk ook in Putte bewaard is, nu geïntegreerd in het monument (zie onder). Er komen nog meer ‘Paep’s voor in de lijst. Verderop vinden we ook de heren Dilbeek en – nog een schilder – Vieroly, beter bekend als Willem Viruly IV. De volledige getranscribeerde lijst (91 personen) kunt u hier vinden. De dochter in kwestie is zijn oudste (ongetrouwde) inwonende dochter Elisabeth (die als jong meisje dus wellicht op het bovenaanstaande schilderij is afgebeeld, en hieronder – ook wellicht – in volle wasdom). De twee ‘meisjes‘ duiden op het huispersoneel. Inwonenden werden blijkbaar gewoon meegeteld: cuius regio, eius religio op huiselijk vlak (cuius domus, eius deus, if I may.)

Jordaens, portret van een jonge vrouw. Wordt vaak geïdentificeerd als ‘Elisabeth’. Maar pas op, dat weten we helemaal niet zeker. Ik heb er ook al gezien die deze dame als Catharina van Noort identificeerden (Jordaens’ vrouw.)

Er staan 91 personen op de lijst, aan wie het (volgens het opschrift) “na voorgaende gesonde belijdenis hares geloofs van de waerde leden des kerckeraets van den Olijfbergh toegestaen is te verschijnen aen Christi heilige tafel in het ghebruyck van syn heilich en hoochwaerdich avondtmael. Ao 1671.” Deze officiële actering heeft betekenis. Jordaens verstopt zich niet (meer). Hij wil bij de geloofsgemeenschap horen die hij als ‘de kerk van Christus’ beschouwt. Dat is protestantse kerkopvatting: niet de clerus vormt de kerk, maar de reële vergadering van de gelovigen rond Woord en Sacrament. Dat ìs de kerk. Formeel/Officieel bestond deze gemeenschap in Antwerpen niet. Ze werd enkel ‘oogluikend’ toegestaan. Ik denk dat het dus ook betekenis had voor de gemeenschap, dat Jordaens op de lijst stond. Jacques Jordaens was op dat moment immers een gezeten en welgestelde burger van ‘t Stad. Hij woonde in een schitterend herenhuis aan de Hoogstraat, vergelijkbaar – ook qua inrichting en aankleding – met het Rubenshuis op de Wapper. M.a.w. een echte Grand seigneur (Sinjoor). Hij was vaste gast bij het prinselijk hof in Den Haag. En als Prins Willem in 1676 op campagne tegen Louis XIV door Vlaanderen trekt, komt hij ook effectief langs bij Jordaens op de Hoogstraat langs8). U moet zich bij die kerkgemeenschap een groep mensen voorstellen van diverse pluimage, die zich constant opgejaagd voelde, en die gemarginaliseerd werd. Alles wat ze deden mocht eigenlijk niet, moest ‘in het geheim’ plaatsvinden. En dan is daar zo’n groot man (want dat was hij, de internationaal vermaarde schilder) en die vervoegt de gemeenschap. Een hart onder de riem moet het zijn geweest. En – vermoed ik – ook een beveiliging tegen aanvallen van buitenaf. Maar daar blijft het niet bij.

Gastheer voor het Avondmaal

Jordaens is niet alleen maar lid, hij doet meer. Hij stelt zijn atelier (Hoogstraat/Reynderstraat / Hoogstraat) ook open voor de geloofsgemeenschap. Als er ‘Heilig Avondmaal’ moet worden gevierd (4x per jaar) kunnen ze bij hem terecht. Voor een ‘tafeldienst’ had men namelijk ruimte nodig, want de gelovigen moesten echt ‘aanzitten’ bij de viering, aan een tafel, en het brood en de wijn ‘delen’. Hiervoor splitste men de gemeenschap op in groepen die dan op achtereenvolgende dagen ‘aan tafel’ werden genodigd bij ruim behuisde leden thuis. Geregeld is ook Jordaens gastheer (NB, om misverstand te voorkomen: hij is niet de enige. Ook een Sr. Dilbeeck, de schilder Vieroly (2 dagen na hem overleden – beiden komen ook voor de ledenlijst van 1671) en nog enkele anderen worden genoemd. Het wordt vermeld, keurig netjes, in de notulen van voornoemde geloofsgemeenschap. De eerste keer is de traditionele viering rond Kerstmis 1674. Ik citeer het kerkboek “… den 18 December is voor de eerste mael in de vreese des Heeren het het heilich en hoochwaerdig avontmael des Heeren geviert geweest ten huise van Sr. Dilbeek, den 22 ten huise van DuBois, den 23 ten huise van Sr. Verbraken en den 24 ten huyse van mijn heer Jordaens.” 9.

Jan Linnig Facade van de westelijke vleugel van Jordaens’ huis. In: F.H. Mertens and J. Linnig, Historisch album der stad Antwerpen, 1868. Antwerp. © The Phoebus Foundation, Antwerpen. meer info: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/4492/teksten

Deze gastvrijheid wordt met grote regelmaat herhaald de volgende jaren tot en met juni 1678. De kans dat het vooral Elisabeth is die het laatste jaar gastvrouw heeft gespeeld is vrij groot, want vader Jacques begon in zijn laatste levensjaren wel wat achteruit te gaan, zowel fysiek als mentaal, zoals af te leiden valt uit een dagboeknotitie van Constantijn Huygens. Die is met de Prins van Oranje (Willem III, later koning van Engeland) op 5 juni 1677 bij Jordaens op bezoek. Hij vertelt dan dat Jordaens wordt rondgedragen in een draagstoel en af en toe de kluts kwijt is (“radoter” en “parler mal à propos”).10. Hier alle genoteerde avondmaalsvieringen aan de Hoogstraat.

  • 1674: op 24 december
  • 1675: op 18 maart, 21 juli en 28 december
  • 1676: op 12 april en 25 december
  • 1677: op 20 maart en 25 december
  • 1678: op 9 maart en 16 juni.

Daarna niet meer. Logisch. Want op 18 oktober zijn zowel Jacques als zijn dochter Elisabeth gestorven. Het overlijdensregister in het Kerkboek vermeldt hen temidden van de slachtoffers van de grote epidemie van 1678.

Overlijden en begrafenis (Putte)

Hieronder ziet u het overlijdensregister van De Brabantse Olijfberg. De linkerpagina laat de ravage zien die de ‘zweetziekte’ in 1678 in Antwerpen aanrichtte in de gemeenschap. Daar zijn als ik het goed tel 9 sterfgevallen vermeld (tussen 20 augustus en 20 oktober) waaronder de predikant Adrianus van Schie (4 Oktober). Ter vergelijking: Op de pagina ernaast ziet u de andere jaren van de eeuw (1, soms 2, een enkele keer 3 overlijdens per jaar). En de jaren ervoor was het niet anders (click to enlarge).

octob : is gestorven Jordaens ende (boven zijn naam “constrijcke schilder”)
ten ___ ure en twee
uren den selve nacht sijn dochter Elisabet Jordaens

  • Opvallend: geen voornaam maar zijn ambacht ‘constrijcke schilder’ .
  • Geen datum (= 18 oktober) ook het tijdstip van zijn overleden is niet ingevuld (Wel bij de dochter: twee ure den selven nacht).
  • Verwarrend: op 20 oktober wordt gemeld dat om 3 ure s’morgens gestorven is constrijcke schilder… Virlij (= Vieroli, Viruly – rood onderlijnd). Deze kunstschilder – telg van een schildersfamilie uit Rotterdam (ooit daarheen verhuisd vanuit… Anwerpen) is begraven tot Ossendr[echt] (rood omrand, ook de volgende aldaar (weduwe de Vlieger)). Ter vergelijking: blauw omcirkeld een andere persoon (Sr. Dilbeeck) die op 9 oktober begraven is in de ‘kercke tot Putte. Beide personen stonden ook op de ledenlijst van 1671.
  • Vader en dochter Jordaens- en wellicht dus ook collega Vieroli, ds. Van Schie en Seigneur Dilbeeck (bij wie Van Schie aan huis verbleef!) – zijn bezweken aan de ‘engelse zweetziekte of zweetkoorts. Een dodelijke infectieziekte, vermoedelijk veroorzaakt door een hantavirus. Veel slachtoffers overleden binnen 24 uur. Opvallend in het overlijdensregister van de Olijfberg is dat er vanaf augustus tot november maar liefst 9 sterfgevallen zijn geregistreerd, tegen 1 of 2 in de andere jaren. Meer dan een decimering. 11 In Antwerpen heette deze uitbraak ook wel de ‘haastige ziekte’. Elders werd ze aangeduid als… de ‘Antwerpse ziekte’. Ze woedde in ‘t stad in de nazomer van 1678, gedurende drie maanden. De stoffelijke resten van de Jordaensen worden bijgezet in het familiegraf te Putte. Ik stel me zo voor dat Mr. Johan Wierts (schoonzoon) op het kerkhof heeft gestaan, misschien met z’n 20 jarige dochter Susanna en z’n 15 jarige zoon Johan Jacob, de enige nakomelingen die nog leefden.12. Op het graf werd een marmeren grafsteen geplaatst, met de namen en overlijdensdata vader, moeder en dochter. Wat er precies op de zerk stond, heb ik in een apart artikel belicht. Hier enkel de highlights. Aan het eind van het opschrift – natuurlijk – een bijbelvers: Christus is de hope onzer heerlijkheid (Colossenzen 1, vers 27). De steen heeft tot einde 18de eeuw gelegen (of gestaan?) op het kerkhof of in de kerk van Putte. De kerk heeft eind 18de eeuw haar nut verloren, wordt verwaarloosd (De Puttenaren waren quasi allen rooms), en in 1809 afgebroken. Men doet blijkbaar enige tijd niets met de ‘resten’. De grafstenen liggen onder het puin. In 1829 worden ze terug aan het licht gebracht (zij het beschadigd). Hier de gereconstrueerde, herstelde grafsteen vooraan het monument te Putte. (links een ansichtkaart begin 20ste eeuw. Het ‘kerkhofkarakter’ is nog bewaard (omheining)

Meer détails en de ‘discussie’ over wat er nu precies heeft gestaan kunt op de daaraangewijde pagina lezen: Jordaensmonument te Putte (de tekst – de historie)

Hier lagen hun beenderen rustig te wachten op de verrijzenis, tot het kerkje door bouwvalligheid (aldus een opstel uit 1833) instortte, dan wel onder Frans bewind bewust vernield werd (andere overlevering, te vinden bij Rooses, De Lattin). Hoe dat ook zij, de dorpelingen waren blijkbaar niet bijzonder geïnteresseerd in wat eens het ‘geuzenkerkhof’ was en het bijhorende in onbruik geraakte kerkje. Onder het puin lagen ook enkele zerken. Niemand scheen nog te weten (of het nog te interesseren) dat hier de grote en ‘constrijcke schilder’ Jacques Jordaens lag met zijn vrouw en dochter… totdat

Gedenkteken te Putte (1877)

  • In 1829 werd onder het puin de zerk (in drie brokstukken) ontdekt door de Antwerpse koopman Frans PauwelaertVermoelen. Dhr. Pauwelaert heeft contact gezocht met dhr. Norbert Cornelissen (secretaris van de Hoogeschool te Gent) en voor hem een tekening (fac-simile) gemaakt. Mr. Cornelissen vat in 1830 het plan op om aan deze schandelijke situatie iets te doen. Er komt echter een ‘revolutie’ tussen (de Belgische Opstand).
  • In 1833 verschijnt dan van zijn hand een artikel in de Messager des sciences et des arts de la Belgique : ‘Tombeau de Jordaens’ (Tome premier, p. 1-11, aanvullingen p. 509-510 – daar ook weergave van het opschrift op de grafzerk van Van Stalbemt). Hij maakt de ontdekking wereldkundig, en doet een oproep om iets aan deze ‘oneerbare’ situatie te doen en de zerk (en eventueel ook de stoffelijke resten) te verplaatsen naar een waardiger locatie. De Belgische Revolutie kwam ertussen en ‘nu’ was het aan het koninkrijk Nederland om er iets mee te doen (zo besluit hij ook zijn artikel).
  • Uiteindelijk leidt een eendrachtige samenwerking tot de oprichting van het monument te Putte in 1877. Op 22 augustus wordt het tijdens de Rubensfeesten (300e verjaring van Rubens’ geboortedag) plechtig ingehuldigd. Tegen het voetstuk aan de voorzijde werd de zerk van Jordaens bevestigd. Dit is de tekst die er waarschijnlijk opstond:

HIER LEET BEGRAVEN
JACQUES JORDAENS CONSTSCHILDER
BINNEN ANTWERPEN STERF DEN
18 OCTOBER A° 1678
ENDE
D’EERBARE CATHARINA VAN NOORT
SIJN HUYSVROUWE STERF DEN
17 APRIL A° 1659.
ENDE
JOUFFR. ELISABETH JORDAENS
HAERL. DOCHTER STERF DEN
18 OCTOBER A° 1678
CHRISTUS IS DE HOPE
ONSER HEERLIJCKHEIT. COLOSS. 1, 27.

De andere teruggevonden zerken werden op de andere zijden van hetzelfde monument geplaatst. Het betreft een andere ‘constrijcke schilder’: Adriaen van Stalbemt (1580-1662), van zijn vrouw Barbara Verdelft ( +1663) en die van Guilliam De Pape (1674).
– De familie ‘De Pape’ komt met meerdere personen voor op de ledenlijst van 1671. Guilliam is de ‘stamvader’. In de lijst en het overlijdensregister heet hij ‘Paep den Oude’ en wordt ook nog vermeld dat hij op die 16de januari s’avonts omtrent ten 9 uuren is overleden.

D.O.M.
Gvilliam de Pape
[ou]dt 73 iaer 8 maend
sterf 16 iannvary
anno 1674

rust in vrede

Adriaan Van Stalbemt (1580-1662) was net als Jordaens een gewaardeerd ‘kunstschilder’, en protestant. Zijn familie was na de val van Antwerpen uitgeweken naar Middelburg, maar tijdens het 12-jarig bestand was Adriaan teruggekeerd. Hij wordt lid van het Lucasgilde en trouwt in 1613 met Barbara Verdelft, dochter van Jan Verdelft (kunsthandelaar). Van Stalbemt maakte al snel carrière. In 1618-1618 is hij deken van het Sint Lukas gilde (vakvereniging van ‘ambachtslieden’, wat we nu vaak kunstenaars noemen) en dus ook betrokken bij de bekende rederijkerskamer ‘De Violieren’. Hij lijkt ook te zijn teruggekeerd in de schoot van de Moederkerk. Aan het eind van zijn leven is hij (en diverse leden van de familie van zijn vrouw) toch weer te vinden in de ‘hervormde kerk’ (getuige zijn testament uit 1657 en twee codicillen uit 1659, waarin de formuleringen ‘protestants’ zijn13). Zowel hij als zijn vrouw zijn begraven te Putte. Hun grafzerk:

Hier leyt begraven
Adrianvs van Stalbemt
Konstrycken Schilder
sterf den 21 september
1662
Ende Ivffrov Barbara
Verdelft syne hvysvrov (foutief op steen: verdelEt)
sterf den 5 decembre 1663

Wilt onser indachtigh wese
die voorby gaet minst en meest
dat wy syn svlt ghy noch worde
dat ghy syt sy wy gheweest14.

Zijn naam heb ik niet aangetroffen in het kerkeboek van de Olijfberg, maar dat zegt niet zoveel. De eerste lidmatenlijst stamt uit 1671 (ruim na zijn overlijden). En de gemeenschap van De Brabantse Olijfberg kwam pas midden jaren 1650 echt uit de startblokken (Eerste predikant 1652 (eerst ds. Becius, dan ds. Boerhave (ja, vader van…). Het “Kerkenboeck” (officiële notulen van de kerkeraad) van de Brabantsche Olijfberg begint pas in 1659 (en loopt tot 1795). Wel treffen we familieleden aan, niet van Van Stalbemt (die zitten in Middelburg), maar van zijn vrouw (Verdelft). Het koppel zelf heeft geen levend nageslacht nagelaten (één dochtertje, jong gestorven; daarna kinderloos gebleven). De erfgenamen zijn o.a. de zussen Sara en Elisabeth Verdelft (nichtjes). Deze zijn lid van de Olijfberg. Hun namen komen niet voor op de ledenlijst zelf, maar zitten verborgen onder de termen ‘en syne huysvrouw’, d.w.z. resp. van Peter Emont(s) en Pieter van der Walle15. Hieronder een zicht op ‘Greenwich’ van Van Stalbemt (uit zijn Londonse periode), in opdracht van King Charles (die met zijn gezin op de voorgrond paradeert. Greenwich was toen een van diens kastelen).

Adriaen van Stalbemt, A View of Greenwich (c 1632). geschilderd voor KING CHARLES I

Het gedenkteken in Putte werd bekroond door een bronzen borstbeeld van Jordaens, van de hand van Jef Lambeaux (ja, van de Brabo-fontein). De voorzijde is nog versierd met een bronzen palet en een lauwerkrans. Van dan af hoort hij bij de Vlaamse barokke canon. Naast Rubens en Van Dijk moet hij vooral de ‘volkse en levensnabije’ aard van de Vlaming weergeven. Niet intrappen in die 19de eeuwse stereotyperingen! Jordaens is veel gelaagder dan dat. Gewoon zelf aandachtig kijken en je laten informeren over de ‘wereld’ waaruit zijn kunst is opgekomen en ook voor het eerst is waargenomen. Als u op de middelste foto klikt, kunt u de grafzerk zien. Ze wijkt dus licht af van wat er echt heeft gestaan. De 4de foto is Van Stalbemt, de 5de De Pape

P.S. In 1924 doet Abraham Hans een oproep het vervallen monument te herstellen. In 1956 wordt dit opnieuw gedaan en wordt ook het ijzeren hek eromheen verwijderd. Daarmee is het dus geen ‘begraafplaats’ meer, maar een publiek monument.

Standbeeld Jordaens (den Oever)

Enkele jaren voordat het monument in Putte werd ingehuldigd, in 1874, had het Antwerps stadsbestuur besloten dat ook zij aandacht moest besteden aan deze stadsgenoot. Zij hadden bedacht het stoffelijk overblijfsel van Jordaens naar Antwerpen te voeren om daar opnieuw plechtig begraven te worden. Echter op de locatie van het graf werd niets meer aangetroffen, zodat van het voornemen moest worden afgezien. Verder laat ik nu A. De Lattin aan het woord (Evoluties in het Antwerpse straatbeeld, deel 5, 1949):

“Enkele jaren later, in 1886, werd dan door de stad Antwerpen aan de schilder het standbeeld opgericht, gebeeldhouwd door Jules Pecher, en bekostigd door het fonds August Nottehohm. Aanvankelijk neergezet aan het park (= het toen nog nieuwe Stadspark, op de hoek met de Van Breestraat, DW), werd dit beeld in 1902 naar zijn huidige plaats in een der beide Geuzenhofjes, tegenover Van Dyck, verplaatst.” De officiële naam was: de Gemeenteplaats (in de volksmond de Geuzenhofkes, vandaag Franklin Rooseveldtplaats).

Maar we zijn er nog niet: Want daar staat het beeld vandaag niet meer.

In 1954 verhuisde het standbeeld naar het Stadsmagazijn aan de Desguinlei (het werd vervangen door iets passenders: het oorlogsmonument, jaja…). Na de afbraak van het Stadsmagazijn (jaren 1960) vertrekt Jordaens naar een domein in Rijkevorsel om uiteindelijk teruggehaald te worden naar de Oever, waar in 1986 – precies een eeuw na zijn oprichting – geplaatst wordt op een middenberm (waar nog vele jaren ‘werken waren’), terwijl hij richting Hoogstraat kijkt (waar zijn vroegere woonhuis en atelier zich bevonden). Standbeelden in Antwerpen staan niet noodzakelijk stil16. Maar hun piédestal gaat er niet op vooruit..

Dick Wursten, 19 mei 2025


Over de Protestantste gemeenschap ‘De Brabantse Olijfberg’. Daar is eigenlijk maar 1 bron, dat is het kerkboek (notulen) van de gemeenschap, bewaard in het Felix-archief: 1659-1795. Gezien het quasi clandestiene karakter zijn de notulen eerder factueel dan informatief. Hierin ook de doop, huwelijk en overlijdens registers. Over deze gemeenschap en haar wedervaren:


  1. Pierre Génard, Pierre, Notice sur Jacques Jordaens, suivi du catalogue des principales oeuvres de ce maître (in Messager des sciences…), Gent, 1852; J.F.P. van den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool, Antwerpen, 1883. Max Rooses, Jordaens’ leven en werken, Antwerpen/Amsterdam, 1906. Gelijktijdig ook in ‘t Frans Jordaens. Sa vie et oeuvre(Paris, Flammarion) en in 1908 in ‘t Engels, Jordaens, his life and work (London/New York)
  2. een invloedrijke rooms-katholieke stroming, gekenmerkst door een sobere en serieuze levensopvatting. Genoemd naar Cornelius Jansen, wiens boek over Augustinus (1640) programmatisch werd. Bekend vanwege het klooster van Port-Royal in Frankrijk en Blaise Pascal en Sainte-Colombe.
  3. zie hiervoor met veel détails en bronmateriaal: L. Kelchtermans and K. Van Cauteren, ‘New information about Jacques Jordaens’s portraits of Johannes I Wierts and his wife’, The Burlington magazine 163 (2021), pp. 155-157; id, ‘Business partner in The Hague: New archival document about Jacques Jordaens’, Oud Holland 132 (2019), pp. 79-86; id., ‘Jacques Jordaens as Family Man: New Information about the Painter and His Family in The Hague’, Oud Holland, 134, 1 (2021): 25-4.
  4. Kelchtermans/Van Cauteren 2019, p. 85, note 4
  5. Een toen vrij gangbare, maar niet onomstreden opvatting. Ook Calvijn had dit toegestaan. De bediening van de doop hangt niet af van de waardigheid van de bedienaar, maar van Gods Woord uitgesproken bij de doop
  6. Ons voorgeslacht, jg. 5 (1950), nr. 23 (de doopgegevens), 24 (doopgeschenk), 25 (lotgevallen van Baltasar, gelinkt aan zijn broer Pieter, die in de problemen was geraakt in Antwerpen. De kleinzoon van Baltasar meldt ook diens overlijden op 5 januari 1674, op de dag af 58 jaar oud. NB: Hij is ouderling van de Olijfberg geweest tot 29 oktober 1661. Dan verdwijnt hij uit beeld. Zijn laatste zoon wordt april 1661 in Brussel gedoopt, maar ingeschreven in het Antwerps register
  7. de tekst: “van dat den schilder Jordaens eenighe schandaleuse geschriften geschreven hadde; satisfecit IIc xl £” (= 240 pond). Deze boete staat opgetekend in de „Ordinaris Reeckeninghe heer Nicolaes van Varick, Erffborchgrave van Brussel, heere van Olmen, Bauwel, Boondael etc a . dat hij is doende als Schouteth van Antwerpen”. Zie Max Rooses, Jordaens’ leven en werken, p. 228-229
  8. journal (dagboek van Constantijn Huygens, zie onder
  9. Het vierspan is vaak dezelfde, bijv. 1675: 14 maart ten huise van sinjr. Dilbeek, den 16 ten huise van sinjr. Du Bois, den 17 ten huis van sinjr. Verbraken en den 18 ten huis van Mijnheer Jordaens. Kerckeboek van de Brabantse Olijfberg. In juni van het rampjaar 1687, laatste keer, wordt ook schilder Vieroly als gastheer aan de lijst toegevoegd, een vijfde locatie. Het ging blijkbaar goed met de gemeenschap. Ze groeide.
  10. De notitie is interessant want ook Duarte wordt genoemd: “Revenant a midy, l’on me dit que mr le Pr. (= Prins Willem III) avoit demandé deux trois fois apres moy. Il me parla de quelques tableaux de Duarte et me dit en riant familierement: ‘Het zijn evenwel leelijcke duyvels die susters van Duarte’, et comme je l’avouois, il me dit quelque galanterie de mon Pere, que je n’entendis pas bien. Il m’envoya querir incontinent apres disné et me fit venir avec luy chez Jordaens, qui parla à luy assis dans une chaise dans laquelle on le portoit. Il disoit d’avoir 86 ans et radottoit, parlant mal a propos de temps en temps. Nous vismes la chambre ou sont toutes ses figures de plastre et modelles esbauchés, mais de 30 il n’y en avoit pas un seul bon.” (Dagboek (Journal) van Constantijn Huygens (deel over de veldtochten) (Utrecht 1881, blz. 174.)
  11. zie ook het hoofdstuk ‘Vuile en besmette stad’ in: Johan Vermant/Bart De Wever, Het verhaal van Antwerpen, daar p. 150 met Quinten Matsijs als slachtoffer in 1530
  12. Anna Catharina Jordaens (hun moeder) was in 1676 al overleden. Jordaen’s zoon, Jacob, moet kort na 1650 gestorven zijn.
  13. Van den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool 1883, p. 631
  14. een vrij gebruikelijk ‘memento mori’. In het reeds genoemde artikel in VOLKSBELANG 14 april 1788 wordt duidelijk dat men oorspronkelijk enkel de eerste regel had voorzien. De andere brokstukken onderaan zijn blijkbaar alsnog teruggevonden en toegevoegd, dan wel gereconstrueerd
  15. J.M.G. Leune, LILLO EN LIEFKENSHOEK. Repertorium van personen in en nabij deze Scheldeforten 1585-1786. Zij figureren daar als erfgenamen van het kinderloze echtpaar Van Stalbemt-Verdelft. In het overlijdensregister worden ze wel bij name genoemd
  16. zie https://hetstillepand.art/pecher_jules.htm, ook de woordspeling vond ik daar