In de bekende spreuk van Paulus “De rechtvaardige zal door het geloof leven” 1eigenlijk niet van Paulus, maar van de profeet Habakuk (2:4), waar het Hebreeuwse woord ‘èmoenah’ staat, dat eerst en vooral ‘vertrouwen’ betekent. Paulus citeert het 2x: Romeinen 1:17, Galaten 3:11)2 is hetgeloof het middel en leven het doel. In de uitleg en toepassing van dit woord zijn de rollen echter vaak omgedraaid. Ik herinner me uit mijn jeugd vooral preken die mij probeerden duidelijk wat ik geloven moest, en dat niet zozeer met het oog op dit leven (daar ging het bijna nooit over, en als het al aan bod kwam, dan vaak in de vorm van een ‘waarschuwing’), maar in verband met het laatste oordeel. Mijn ziel en zaligheid hing blijkbaar niet af van hoe ik leefde, maar van wat ik geloofde.
Maar, hoe meer hij zijn best deed om zijn leven zelf onder controle te krijgen, te perfectioneren, in de greep te krijgen, die poging is vaak krampachtig, vreet energie, vreet ook aan de mens, als het niet lukt, nekt de mens…
Door die poging op te geven, door dus van genade te durven leven, door het beheer over je levensprojekt uit handen te geven… daardoor herademt je hele leven. Komt er ruimte, frisse lucht in overvloed, vrijheid om te leven.
Luther heeft dat gedaan: en juist daardoor heeft hij weer heel veel zìn in het leven gekregen…, zoveel, dat hij ! natuurlijk ! te gelegener tijd ook het klooster verlaat en het gewone menselijke leven is ingetrokken, met – wat later – een vrouw èn kinderen.
Er komt een enorme hoeveelheid levensenergie vrij, als je de zorg voor je eigen leven, je eigen status voor de mensen èn voor God achter je kunt werpen. Er komt een enorme hoeveelheid levenszin te voorschijn als je gewoon van ‘genade’ durft te leven.
De vragen en de problemen, van jezelf en van de wereld zijn er niet mee opgelost, maar je bent er wel even van verlost. Mijn bestaan, hoezeer omstreden ook, het is bij God in goede handen, mijn toekomst, hoe onzeker ook: God zal zorgen dat het te recht komt… (zelfs de toekomst van de wereld). Dat is een geloofszaak, inderdaad, maar daarom niet minder werkelijk.
En al die energie die dan vrijkomt, komt vrij voor het léven, dit leven, het mede!menselijk leven in Gods schepping, met de mensen en de dingen om je heen.
Luidde de tekst, die Luther het licht deed opgaan niet: De rechtvaardige zal uit het geloof léven… We moeten leren, dat het accent in deze zin niet altijd moet liggen op het geloof, maar meestal op leven. Het geloof is middel. Het gaat om het leven.
Tenslotte:
De lijfspreuk van Luther is niet de tekst uit de Romeinenbrief geworden, maar het psalmwoord uit de 118de psalm.
Ik zal niet sterven, maar leven. (Non moriar, sed vivam)
En dan bedoelt Luther zowel het eeuwige als het tijdelijke leven. En het is deze uitroep van de psalmist, die het meest duidelijk de hartstocht, de emotie, die achter de Reformatie schuilt, aan het licht brengt.
Sterven, dat leek het enige wat er op zat voor Luther. Eeuwige dood zelfs, maar ook gewoon: sterven, aflopende zaak, afgelopen! Heel vaak heeft hij ernaar verlangt, om eraf te zijn, wanhopig, bijna op het suïcidale af. Zelfs later nog, al volop wandelend in het licht van de genade, bleef hij last hebben van aanvallen van depressiviteit, van een diepe ‘tristesse’… Maar het evangeliewoord, soms door de Schrift gebracht, soms door een vriend verkondigd, soms door zijn vrouw gepersonifieerd, door het zonlicht gesymboliseerd, of door een roos, een kinderstem, een muziekstuk… bepaalde hem altijd weer terug bij Gods vrolijke en levenbrengende initiatieven om hem te doen léven. Hier en nu en in eeuwigheid.
En hij greep zich daar dan aan vast. Hij geloofde het evangeliewoord alsof zijn leven ervan van afhing.. ja het hing er ook vanaf. Ik zal niet sterven, maar léven èn: zo vervolgt de tekst, heel toepasselijk.. Ik zal niet sterven, maar leven èn niet mijn grote werken verkondigen, prachtige dingen presteren, kerken reformeren… neen: Ik zal niet sterven, maar leven èn Gods werken verkondigen… Soli Deo gloria. Aan God alleen de eer! Amen.
In oktober van vorig jaar verscheen als voorbereiding van de 500ste verjaardag van de Boerenoorlog in 2025 een boek van Lyndal Roper: Für die Freiheit, der Bauernkrieg 1525, uitgave S. Fischer, Frankfurt am Main 20242. Dit boek heeft de intrinstieke kwaliteit om het basiswerk te worden, temeer daar er er (relatief) weinig syntethiserende wetenschappelijke literatuur over te vinden is. In dit boek vertelt Luther-biografe Lyndal Roper het verhaal van de grootste massabeweging in Europa vóór de Franse Revolutie. Boerenopstanden op zich waren er al wel eerder geweest, maar in deze – van 1525 – speelden godsdienstige motieven een grote rol.
Lyndal Roper brengt in dit boek de opstandelingen en hun utopie (hun droom) tot leven, en hoe die in bloed is gesmoord. In het Rooms-Duitse Rijk zijn immers naar schatting 70.000 doden gevallen tijdens de diverse periodes van wat men nu met een koepelterm ‘de boerenoorlog’ noemt. Dat is 0,5 % van de bevolking. Het was een opstand (beter nog ware het te spreken van een meervoud) van boeren en lage edelen die begon in het Zwarte Woud en de Elzas, maar die zich in de laatste fase afspeelde in een vrijwel alle regio’s van wat wij nu Duitsland noemen. De opstandelingen verzetten zich tegen het lijfeigenschap (letterlijk te verstaan!), en de eisen die aan hen gesteld werden in de vorm van geld en diensten. Het ging hen om vrijheid, rechtvaardigheid en een goed leven. Zeker. Maar het ging hen ook om meer: om de visie (of het visioen) van een Gode welgevallige regering. Bezieling en inspiratie haalden zij uit de bijbelverhalen en uit wat er tot hen doordrong van de prediking van Martin Luther en de zijnen.
“En zo verlieten ze hun dorpen, sloegen hun kampen op in het open veld, drongen kloosters binnen en genoten de wijn in hun kelders. Geïnspireerd door het vuur van de Reformatie volgden ze echter niet zozeer de weg van Maarten Luther, maar luisterden gefascineerd naar de preken van de charismatische prediker Thomas Müntzer.”
Thomas Müntzer haalde zijn inspiratie (voorbeeld, model) uit de bijbel. Hij noemt zich een tweede Gideon, een Jozua, een profeet. Hij leefde in voortdurende verwachting van het Laatste Oordeel. Als prediker heeft hij succes en krijgt heel wat mensen op zijn hand. Luther zal hem in het begin daarom verdedigen maar later zal die vriendschap omslaan. Müntzer zal de mensen aanspreken als ‘broeders’ en als zij de grote ideeën van gelijkheid willen omzetten in de praktijk, zal hij van hen een eed vragen om Gods rijk te vestigen. Hij predikt met autoriteit. God heeft immers de zwakken op het oog om de sterken te confronteren. Zijn model is Christus die door zijn lijden verhoogd werd; het is een zonde om aan zichzelf te denken, men moet zichzelf wegdenken. In zijn preken belooft hij een overwinning die van boven komt, zonder slag of stoot. Als echter de landheren met hun ruiters aankomen … De opruiende preken leidden al snel tot plunderingen, moord en brandstichtingen. Honderden kastelen en kloosters werden deels of zelfs volledig vernietigd. De boeren beriepen zich met name op de Twaalf artikelen van Memmingen (1525) (zie verderop),
Müntzer werd geboren in 1489, kreeg een humanistische opleiding , werd priester, maar kwam onder invloed van de zich uitbreidende reformatie, huwde een gewezen non Ottilie von Gersen. Luther beval Müntzer in 1520 aan voor een pastoraat in Zwickau. Maar de opvattingen van Müntzer verschilden radicaal van die van Luther. Hij was ervan overtuigd dat vertrouwen in de redding die door Christus was gegeven, nog geen echt geloof was; het moet tot stand komen in een innerlijk proces van lijden, waarin de mens het lijden van Christus begrijpt. Het Laatste Oordeel en de onmiddellijk daarop volgende regering van Christus op aarde staan voor de deur. Dus viel hij de “priesters” van de oude kerk aan en al snel ook de “doctoren” van de Reformatiebeweging, zeggende dat zij de zuivering van het christendom alleen maar in de weg stonden. In zijn werk “Tegen het geestloze, zachtmoedige vlees van Wittenberg” bevestigde hij zijn overtuiging dat de nieuwe theologie van de Reformatie ook alleen de heerschappij van de goddelozen ondersteunde. Hij reisde door de opstandige gebieden en werd gesterkt in zijn opvatting dat priesters en vorsten het gewone volk alleen maar van het geloof afhielden, maar dat de boeren de werktuigen waren voor de apocalyptische zuivering die hij nodig had. Hun opstand schept de voorwaarde voor een wereld waarin de juiste verkondiging kan plaatsvinden. Müntzer moedigde de boeren aan om Gods oordeel uit te voeren: “Daarom zolang het vuur heet is, laat je zwaard niet koud worden!”3 Het komt tot een strijd waarbij tussen rond de 70.000 boeren zijn omgekomen. Hoewel sommige edelen en ridders zich bij hen aansloten, konden ze niet winnen van de overmacht van de landheren. Boeren in het Rooms-Duitse Rijk verloren elk statuut en werden eigendom van de landheer; dit zou duren tot in de 19e eeuw. De vorsten met grote territoria namen de invloed over van kleine landadel, die nog meer verpauperd was dan voorheen.
Wikipedia zegt het zo: “ De Slag bij Frankenhausen was de beslissende veldslag in de Duitse Boerenoorlog. Het Duitse vorstelijke leger viel op 15 mei 1525 een grote groep opstandelingen aan onder leiding van Thomas Müntzer. Deze hadden besloten zich niet te verzetten tegen de aanval, omdat ze vertrouwden op Gods bescherming. Vervolgens werden Müntzers volgelingen dan ook zonder genade afgeslacht. Uiteindelijk kreeg Müntzer zelf de doodstraf door onthoofding. Ter herinnering aan deze slag is op een heuvel ten noorden van Bad Frankenhausen/Kyffhäuser een museum met een groot panoramaschilderij gebouwd. Deze heuvel heet sinds de slag van 1525 de Schlachtberg.”
„Het is moeilijk te geloven hoe alle heersers, ridders en regenten in heel Duitsland zo ontmoedigd waren dat zelfs tien boertjes zonder harnas een onneembaar kasteel konden innemen. – Daarna keerde het tij weer, zodat één enkele ruiter tien boeren gevangen kon nemen.” – Friedrich Myconius (1490-1546) (vriend van Luther)
Uit een vraaggesprek met de auteur van het voormelde werk nog dit:
“Luther en Müntzer hadden veel gemeenschappelijk, maar Luther stelt zich aan de zijde van de overheid en schrijft uiteindelijk zijn traktaat ‘Wider die mörderischen und rauberischen Rotten der Bauern’ (‘Tegen de moorddadige en roofzuchtige bendes van de boeren’) . Hij vind het fanatisme bij Müntzer problematisch. Müntzer denkt echter niet zozeer logisch, maar in beelden en streeft – heel concreet – naar een broederlijkheid tussen de mensen. De boeren eten samen, en trekken voortdurend samen op. Misschien heeft dat ook wel veroorzaakt dat ze zich zelf hebben overschat. Ten diepste was het een strijd tegen het uitgesloten worden, tegen een ongelijke verdeling van wat het land voortbrengt. De vraag die zij stellen is of een opstapeling van goederen (i.e. geld) automatisch het bezit van macht legitimeert. Naast haat tegen de grootgrondbezitters, afgunst op de kloosters en de monniken, haalden de boeren hun kracht uit hun geloof. In de veldslag zongen zij “Kom, Heilige Geest”.
In Memmingen werden de eisen van de boeren geformuleerd in de “Twaalf Artikelen”, waarin werd opgeroepen tot een rechtvaardiger orde en de afschaffing van lijfeigenschap en belastingen (zie daarover verder). Zij waren gericht op de gemeenschap en niet op een ‘individueel recht’ of bezit.
Een democratische toekomst heeft geheugen nodig
Als u ooit in de buurt komt van Mühlhausen of Bad Frankenhausen moet u zeker het plaatselijke cirkelvormig museum bezoeken dat volledig aan de Boerenoorlog gewijd is. De kunstschilder Werner Tübke – na 10 jaar voorbereiding – beëindigde in 1987 zijn monumentale uitbeelding van de oorlog – met als voorlopige titel: de Frühbürgerliche Revolution in Deutschland – in een rondgaand panorama.4 Het rondgaand schilderij heeft een hoogte van 14 meter en loopt rond over 123 meter.
Indertijd werd Müntzer omwille van de gelijkheid tussen de mensen die hij predikte en de broederlijkheid die hij eiste van zijn mensen geëerd door het toenmalige Oost-Duitse bewind. Zijn beeltenis kwam als illustratie op een bankbiljet en veel straten werden naar hem genoemd. De DDR noemde hem een voorloper van het communisme.
Vandaag wordt de oorlog omwille van die 500 jaar op verschillende plaatsen in Duitsland herdacht. Veel is daarbij al gebeurd. Algemeen thema in juni was ‘Utopie van een goed leven op het platteland’, met voordrachten met uitlopers tot het thema van de klimaatcrisis, voedselzekerheid, en Thomas Müntzer. Met ontmoetingen rond de vraag van 500 jaar geleden en van vandaag: hoe kunnen we een eerlijke en rechtvaardige samenleving creëren, hoe kunnen we verschillende belangen met elkaar in evenwicht brengen, hoe kunnen we onze natuurlijke hulpbronnen beschermen? Met toeristische uitstappen in Mühlhausen en „Freiheitsleuchten“ en activiteiten tot in november.
_____________________________
De twaalf Artikelen van Memmingen van 1525 (zie ook hoger)
Op 15 en 20 maart 1525 kwamen de boeren opnieuw bijeen in Memmingen en namen na verder beraad de Twaalf Artikelen aan. De Twaalf Artikelen werden binnen de volgende twee maanden gedrukt met een totale oplage van 25.000 exemplaren, wat enorm was voor die tijd, en werden verspreid over het hele grondgebied van het Heilig Roomse Rijk.
Het volgende is een ruwe vertaling van de tekst van de Twaalf Artikelen.
Elke gemeente zou het recht moeten hebben om haar Pfarrer (voorganger, priester) te kiezen en hem te ontslaan als hij zich ongepast gedraagt. De voorganger zou het Evangelie luid en duidelijk moeten verkondigen, zonder enige menselijke toevoeging, omdat in de Schrift staat geschreven dat we alleen door waar geloof tot God kunnen komen.
De voorgangers moeten betaald worden uit de grote tiende ( = een feodale belasting geheven door de grondeigenaars). Een eventueel overschot moet worden gebruikt voor de arme dorpen en de betaling van de oorlogsbelasting. De kleine tiende moet worden opgegeven omdat het door mensen is gemaakt (en niet op de Bijbel is gebaseerd), want de Here God schiep vee vrij voor de mens.
Het is tot nu toe de gewoonte geweest dat we lijfeigenen genoemd werden, wat jammerlijk is aangezien Christus ons allen met zijn kostbaar bloed verlost en gekocht heeft zowel de herder als de hoogste, niemand uitgezonderd. Daarom volgt uit de Schrift dat we vrij zijn en willen zijn.
Het is onbroederlijk en niet in overeenstemming met het Woord van God dat de arme man geen macht heeft om wild, gevogelte en vis te vangen. Want toen de Here God de mens schiep, gaf hij hem gezag over alle dieren, de vogels in de lucht en de vissen in het water.
De heren eigenden zich de bossen toe. Als de arme man iets nodig heeft, moet hij het kopen voor het dubbele van het geld. Daarom moet al het hout dat niet is gekocht (d.w.z. voormalige stadsbossen die veel heersers zich hadden toegeëigend) worden teruggegeven aan de gemeenschap, zodat iedereen in zijn behoeften voor de bouw en brandhout kan voorzien.
We moeten ter wille van de gedwongen arbeid die van dag tot dag toeneemt, verstand hebben en ons niet zo belasten, zoals onze ouders deden, alleen volgens het Woord van God?
De heersers zouden de diensten van de boeren niet verder moeten verhogen dan wat was vastgesteld op het moment van de toekenning? (Een verhoging van de belasting zonder overeenstemming was heel gewoon.)
Veel landgoederen kunnen de pachtbelasting niet dragen. Eerlijke mensen zouden deze landgoederen moeten inspecteren en het bedrag opnieuw moeten schatten naar billijkheid, zodat de boer zijn werk niet tevergeefs doet, want elke dagarbeider is zijn loon waard.
Vanwege de grote overtredingen (met gerechtelijke boetes) worden steeds nieuwe statuten opgesteld. Men straft niet naar de aard van de zaak, maar naar eigen goeddunken (verhoging van straffen en willekeur bij veroordelingen waren gebruikelijk). Het is onze mening dat we moeten straffen volgens de oude geschreven straf, waarnaar de zaak is behandeld, en niet naar eigen goeddunken.
Sommigen hebben zich weiden en akkers toegeëigend die toebehoren aan een gemeenschap (gemeenschappelijk land dat oorspronkelijk beschikbaar was voor alle leden). We willen ze weer in onze gemeenschappelijke handen nemen.
De belasting bij het sterven (‘Totfall’, een soort erfbelasting) moet volledig worden afgeschaft, en weduwen en wezen zullen nooit zo schandelijk worden beroofd tegen God en eer.
Als het onze beslissing en definitieve mening is, als een of meer van de hier geplaatste artikelen niet in overeenstemming zijn met het Woord van God…, dan zullen we ons daarvan onthouden als het ons wordt uitgelegd op basis van de Schrift. Als we nu een aantal artikelen zouden mogen lezen en later zou blijken dat ze onjuist waren, zouden ze vanaf dat uur dood en verdwenen zijn. Op dezelfde manier willen we ons echter ook het recht voorbehouden als er nog meer artikelen in de Schrift zouden staan die in strijd zouden zijn met God en een last voor onze naaste.
Stemmen uit het verleden kunnen helpen om om de eigen tijd beter te verstaan. In de Huizingalezing (2024) laat Beatrice de Graaf zien hoe kennis van de deugdenleer (Aristoteles: beheersing, rechtvaardigheid, wijsheid, moed; Plato voegt toe: vroomheid; Augustinus: geloof, hoop en liefde) zou kunnen helpen om de huidige politiek van haar kinderachtig gehakketak te bevrijden. Zij laat dit zien door historicus, cultuurfilosoof en antropoloog Johan Huizinga opnieuw te lezen.
Doemdenken versus realisme De Graaf vertelt hierover – in een uitzending van ‘Buitenhof’ – dat Huizinga vaak wordt beschuldigd een een cultuurpessimist te zijn. ‘Hij wordt vergeleken met Oswald Spengler, de Duitse filosoof die Der Untergang des Abendlandes schreef. En met politiek theoreticus Carl Schmitt (1888 – 1985) uit die tijd: conservatieve denkers die de ondergang profeteerden. Met hen wordt Huizinga vaak op één hoop gegooid. Onterecht. Huizinga denkt niet vanuit de duisternis en de ondergang, maar vanuit de werkelijkheid, en – principieel – vanuit het licht.
Historicus, cultuurfilosoof en antropoloog Johan Huizinga (1872 – 1945)
Deugen ze, die politici… ‘Huizinga citeert Augustinus en zegt dat je op verschillende manieren naar de geschiedenis (en politieke leiders) kunt kijken. Je kunt kijken hoeveel effect ze hebben op de loop der dingen, of ze succesvol zijn, of populair. Maar dat zegt allemaal niet zoveel. Eigenlijk zou je moeten kijken naar hun grondhouding: wat voor deugden in de klassieke Aristoteliaanse zin belichamen zij. Wat bepaalt hun handelen? Waar willen ze naar toe? Wij denken dan, deugden? Moralistisch. Maar eigenlijk is dat meer dan 2000 jaar lang de manier om jonge mensen, politici, op te leiden. Het gaat er niet alleen om om heel slim te zijn, maar ook om met die slimheid iets te bereiken, d.w.z. te leven vanuit deugden. In de definitie van Aristoteles bezit je een ‘deugd’ (moed, beheersing, wijsheid, gerechtigheid) als je slim genoeg bent om te handelen met het oog op het bereiken/realiseren van een hoger doel. Je moet doelen nastreven die deugen, en daarvoor je ‘virtus’ (kracht, vermogen) gebruiken.
Politici (en de media) zijn de kluts kwijt een (al dan niet vermeende) racistische uitspraak, polariserend gedrag, korte-termijn- succes, electoraal gewin, schreeuwen, elkaar vliegen afvangen, zwartmaken, schelden… Dat beheerst het huidige politieke debat. Dat klinkt niet als de deugden van Aristoteles. We zijn de klust kwijt. ‘Huizinga zou over de huidige politiek gezegd hebben dat dat puerilisme is: kinderachtig gedrag,’ antwoordt De Graaf. ‘Als een beschaving niet meer aan die hoge regels voldoet, dan wordt het kinderachtig gedrag. Niet alleen in Den Haag zijn we de weg kwijt, in de hele samenleving, ook wereldwijd is dat zo, als je naar politieke leiders kijkt.’
Wij zijn de tijden De Huizinga lezing heeft als titel: Wij zijn de tijden. Dat is een uitspraak van Augustinus, herhaald door Huizinga. In de tijd van Huizinga gaat de wereld ook ten onder, net als in de tijd van Augustinus (als het Romeinse Rijk instort). Augustinus zegt dan tegen het woedende volk: “Scheldt niet op de keizer, scheldt niet op de tijden. Wij zijn de tijden. U bent de tijden. En wie bent u op dat moment in zo’n duistere tijd?” En dan komt hij dus met zijn deugden.’
Amor Mundi Uiteindelijk moet alles wat je doet doortrokken zijn van Amor Mundi: liefde voor de wereld (opnieuw Augustinus, maar Hannah Arendt zei het hem na). De èchte wereld (bevolkt met ècht mensen), inclusief de tekortkomingen en mislukkingen die erbij horen, van jezelf en de ander. Er worden fouten gemaakt, je botst, en toch ga je door uit … amor mundi. Huizinga zei het voor de oorlog wat klassieker: Het zal niet gaan “zonder genade en verlossing”.
‘Monsieur le Baron E.F.L. Prisse’ Imp. Simonau & Toovey. Litho van een portret. Datering: circa 1873.
Hommage de Reconnaissance par le personnel du Chemin de fer d’Anvers a Gand. A son directeur-gérant Monsieur le Baron E.F.L. Prisse à l’occasion du 25me anniversaire de son entrée en fouctions. Eerbetoon door het personeel van de spoorweg Antwerpen-Gent. Aan de directeur, Baron E.F.L. Prisse, ter gelegenheid van de 25e verjaardag van zijn indiensttreding bij het bedrijf.
Baron Prisse was een ‘railroadtycoon’ (Waaslandse spoorwegen), woonachtig in Sint-Niklaas, stichtend en beschermend lid van de Vrije Protestantse kerk te Antwerpen (Zendingskerk, eerst Kommekensstraat 1854, sinds 1893 Bexstraat 13). Meer info vindt u hier: https://dick.wursten.be/prisse_xl.htm
Conditie: De prent toont sporen van ouderdom, verkleuring en vlekken. Beschadigingen aan de randen, gaatje bovenin en rechteronderhoek is afgescheurd.
Nu de rook rond de pausverkiezing wat is gaan liggen, misschien het moment met wat meer afstand naar het vertoon te kijken. En er doorheen te prikken, door bijv. eens te luisteren naar een tegenstem, in casu: Arnaldo da Brescia. 900 jaar geleden riep hij al op tot een totale hervorming binnen de Kerk. En hij liet het niet bij woorden, maar verdreef de paus uit Rome, riep de republiek uit, en transformeerde het Vaticaan in een commune. Hij had het lef zich te beroepen op Christus’ uitspraak dat “Zijn koninkrijk niet van deze wereld is”; hij vond dat zwaard en scepter thuis horen bij de burgerlijke overheden, dat wereldlijke eer en bezit enkel passend zijn voor seculiere gezagsdragers; dat abten, bisschoppen en zelfs de paus moesten kiezen: of hun maatschappelijke macht, of hun eeuwige zaligheid. En dat, na het verlies van hun inkomsten, vrijwillige bijdragen en gaven van de gelovigen voldoende zouden moeten zijn—niet voor leven in luxe en hebzucht, maar voor een sober bestaan tijdens de uitoefening van hun geestelijk bediening. Een schrikbeeld voor elkaar opvolgende pausen was hij. Hij werd dan ook in 1155 opgehangen, verbrand, en zijn as in de Tiber gegooid.
a screenshot from Michael Marissen, Lutheranism, anti-Judaism, and Bach’s St. John Passion : with an annotated literal translation of the libretto, p. 29
SOME REMARKS (DW) Achsaph belongs in the series of evil cities: Sodom, Babylon, Nineve… Brockes, in his Passion, uses this metaphorical city (once captured by the Israelites) to evoke the image of dreadful pits where one perishes (‘murderous dens’) contrasting with the live-gving hill of Golgatha. Bach removes the baroque flavour of the image: ‘Achsaphs Mörderhöhlen’ becomes ‘euren Marterhöhlen’. This is conform the general tendency in the St Matthew Passion (Picander, libretto) where the focus on external effects is diminished compared with Brockes c.s. (the exception confirming the rule: ‘Sind blitze..’). Instead… the focus is on interiorisation.
Pastor Lorenzo Sewell (independent ‘charismatic’ church, Detroit) was één van de vijf geestelijken die iets mocht zeggen op Trump’s laatste campagne rally, aka “the inauguration ceremony”. Hij begon met God te danken voor het millimeter miracle(inmiddels klassieke term om te verwijzen naar de mislukte moordpoging op Trump). Deze term suggereert/impliceert dat Donald Trump niet alleen maar geluk heeft gehad, maar door God hoogstpersoonlijk is ‘gered’ om de ‘redder van Amerika’ (the Saviour) te worden, en bij uitbreiding van de hele wereld (aldus Donald Trump jr. the night before). De wederkomst van Christus is blijkbaar al geschied, alleen wisten wij het nog niet. Daar kunnen we wel om lachen, maar dit geloven inmiddels zeer veel mensen, en wellicht Trump zelf ook. Melania niet. Zij weet van de hoed en de rand.
Dan schakelt Pastor Sewell een versnelling hoger en begint te oreren. Zijn gebed wordt een theaterstukje (met een schaamteloos gekopieerd en vervalst script). Zeer vertrouwd klonk het in de oren van de meeste evangelische christenen in Amerika. Hier – in Europa – zullen velen vol verwondering hebben gekeken en geluisterd. In één vloeiende beweging neemt hij de Amerikaanse grondwet (we hold these truths to be self-evident), het lied ‘America’ (My country ‘t is of thee, let freedom ring) als opstapje om de hills, mountaintops van alle staten van Amerika te effenen om de weg vrij te maken voor a dream come true: Free at last. Hij doet enorm z’n best om z’n retorische voorbeeld – Martin Luther King – te evenaren (of te overtreffen zelfs). Zijn ‘act’ ontlokt aan de nieuwe president een glimlach – inderdaad, zoals De Morgen in haar samenvatting liet noteren: het enige authentieke moment van de hele meeting, die smile. De nieuwe koning wordt door zijn nar vermaakt.
Wat velen zich niet realiseren is dat deze speech niet slechts een ‘referentie’ aan de beroemde toespraak van Martin Luther King bevatte (zoals de meeste kranten schrijven), maar dat bijna zijn hele toespraak ‘copy/paste’ was van de tekst van Martin Luther King (met enkele geniepige syntactische wijzigingen, waarin hij President Trump tot droom-vervuller uitroept). Origineel was enkel de millimeter miracle alinea in het begin van het gebed en de slotzin (Klap eens in je handjes….). Verder was letterlijk elke treffende vergelijking, elke ritmisch vloeiende zin, elke klankrijke tegenstelling (allittererend, asonnerend: pure poëzie) copy/paste van Martin Luther King’s I have a dream speech uit 1963. Onversneden plagiaat dus, en tegelijk – naar de geest – het absolute tegendeel van wat King voor ogen had in zijn droom op 23 augustus 1963 (einde van de ‘mars op Washington voor werk en vrijheid’. U kunt die toespraak hier volledig (met vertaling) nalezen: I have a dream, Martin Luther King, volledig (Engels en Nederlands)
In België is het zo goed als onopgemerkt gebleven, maar in Duitsland was er toch enige aandacht voor: 14 januari 2025 was het 150 jaar geleden dat Albert Schweitzer werd geboren. Albert wie? Zou ik die moeten kennen? Dat was toch zo’n white-supremacy laat-koloniale westerse weldoener/dokter? Nou, ik zou zeggen: geef ‘m een kans. Hij is geïdoliseerd, zeker, maar in aanzet was hij een cultuur-kritische activist, een ‘Aussteiger’ avant la lettre, die “er helemaal voor ging”. Een fragment uit een radiolezing over wat hem bewoog om naar Afrika te gaan. (ruimere selectie in het Duits voor de liefhebber van context.)
Waarom gaf Schweitzer alles op (diverse carrièremogelijkheden, rust, roem, geld, comfort, gezinsleven) en trok hij naar Tropisch Afrika (Lambarene, Gabon) om een ziekenhuis te stichten… ?
[NDR Kultur – Glaubenssachen, 12 01 2025 – licht bewerkt voor de duidelijkheid]
Het antwoord op deze vraag is simpeler dan u denkt, en radicaal tegelijk. Na een doctoraat in de theologie te hebben behaald, komt hij tot het inzicht dat de wereld waarin wij leven geen inherente zin heeft . Alleen de mens kan zijn eigen leven betekenis verlenen, zin geven. Daartoe moet hij de kracht ontdekken achter en in alles wat er is. Dat is – zo meent Schweitzer – de wil om te leven. [In het Duits: “Die Wille zum Leben“: betekenisvolle constructie, met name omdat filosofen al eerder in deze zin hebben gesproken (Schopenhauer), maar vaak met een andere combinatie: Die Wille zur Macht bijvoorbeeld (Nietzsche). Wille kan in het Nederlands beter weergegeven worden met : ‘drive’, ‘urge’ want heeft in het Duits weinig met rationele keuzes te maken. Het is eerder een oer-aandrift. nvdr] Deze levenswil verbindt de mens met alle andere levende wezens: mensen, maar ook dieren en planten (ja, Schweitzer is soms ook z’n tijd ver vooruit geweest). Dat schept volgens hem een soort mystieke verbondenheid. Wie deze oerkracht ontdekt, voelt eerbied en medelijden voor alles wat leeft. [“Ehrfurcht vor dem Leben“, en “Compassion” ineen. nvdr]. Maar dat is alleen mogelijk voor de mens. Want, aldus Schweitzer:
“De natuur kent geen eerbied voor het leven. Zij brengt duizendvoudig leven voort op de meeste zinloze manieren en vernietigt het duizendvoudig, eveneens op de meest zinloze manieren.”
Alleen de mens kan daar een zin tegenover stellen. Prinz5 beschrijft het zo:
“Zin kan ieder alleen in en voor zichzelf vinden, door te beseffen dat men leeft of, beter gezegd, dat men leven is. Als men zich van dit feit, dat een onbegrijpelijk raadsel is, maar diep genoeg bewust wordt, volgt daar voor Schweitzer onvermijdelijk een ethische verplichting uit: namelijk leven beschermen en bevorderen – zonder onderscheid tussen hoger en lager, waardevol en minder waardevol leven. Voor Schweitzer is al het leven ‘heilig’.”
“Eerbied voor het leven” is voor Schweitzer een universeel principe. Iedereen kan het begrijpen en het volgen, ernaar leven – ongeacht uit welke cultuur men komt of tot welke religie men behoort. Bij Schweitzer was dit principe natuurlijk wel christelijk gekleurd, en dat op twee manieren: ten eerste zag hij het als een logische voortzetting van de naastenliefde zoals Jezus die verkondigde (Bergrede), waarbij Schweitzer de naastenliefde echter uitbreidde tot dieren en planten. Ten tweede beschouwde hij de medische zorg voor het leven van anderen als een vorm van boetedoening, omdat hij met zijn werk in Afrika genoegdoening (Wiedergutmachung) wilde bieden voor de Europese koloniale schuld. Dit laatste is bijna ironisch, omdat hij zelf nog een late representant van het koloniale denken was.
AUF DEUTSCH
150 Jahre – das ist ein schwieriges Alter für berühmte Menschen. Den Älteren ist man noch irgendwie bekannt, aber nur in halbverblassten Klischees, die ein Gähnen auslösen oder gar einen Widerwillen. Die Jüngeren wissen nichts mehr von einem, auch nicht, was ihre Neugier reizen könnte. So scheint es heute um Albert Schweitzer zu stehen, dessen 150. Geburtstag am 14. Januar zu feiern wäre. Es ist still um ihn geworden. Dafür gibt es Gründe. Die Verehrung, die er in den Nachkriegsjahren erfahren hat, war übertrieben.
Für Lambaréné verzichtete Schweitzer auf ein bürgerliches Leben, ein vertrautes Zusammenleben mit seiner Frau Helene und ihrer Tochter Rhena; auf eine akademische Karriere und die Möglichkeit, in Ruhe Bücher zu lesen und zu schreiben; auf ein verlässliches Auskommen; auf die Chance, sich seiner Kunst zu widmen und nicht nur zum Spendensammeln Orgel zu spielen; auf Gespräche mit Freunden; auf alles Heimatliche, die Vertrautheit der Umgebung, Sprache, Sitten, Speisen und Kultur. All das gab er auf. Nicht wenige hielten ihn deshalb für übergeschnappt oder – schlimmer noch – für eingebildet. Wollte er etwas Besonderes sein? Schweitzer jedoch scheint der totale Verzicht nicht schwer gefallen zu sein. Für Geld hatte er sich sowieso nie interessiert. Alles hinter sich zu lassen, muss er als Befreiung erlebt haben. So nämlich konnte er endlich das tun, was er für sich als das allein Sinnvolle erkannt hatte. Man sollte sich Schweitzer deshalb als einen glücklichen Menschen vorstellen. So jedenfalls sieht es Alois Prinz.
„Er wolle sich ‚aus diesem bürgerlichen Leben befreien‘, schrieb Schweitzer einmal an Helene. Er habe keinen Ehrgeiz, ein berühmter Künstler oder großer Gelehrter zu werden, sondern wolle ‚einfach ein Mensch‘ sein.“
Eine innere Unruhe verhinderte, dass Schweitzer sich in komfortablen Verhältnissen einrichtete, die er als falsch und sinnlos empfand. Deshalb stieg er aus, um ganz für seinen Glauben und seine Mission zu leben – so wie viele Missionare vor ihn, viele Aussteiger nach ihm, viele Aktivisten heute noch. Das nötigt Respekt ab, hat aber auch eine dunkle Seite. Man bedenke, was seine Lebensentscheidung für Helene Schweitzer bedeutete: Sie lebte weitgehend ohne ihn, zog ihre Tochter allein auf, konnte von ihm keine Hilfe empfangen, als sie sich und ihre Tochter während des Zweiten Weltkriegs vor den antisemitischen Mördern in Sicherheit bringen musste, durchlitt später zudem Phasen der Zurücksetzung und Eifersucht.
Wofür das alles? Schweitzers Gedankengang ist nicht kompliziert. Er beginnt mit der Einsicht, dass es in dieser Welt keinen Sinn gibt. Nur der Mensch kann dem eigenen Leben einen Sinn verleihen. Dazu muss er die Kraft entdecken, die hinter allem steht. Das ist der Wille zum Leben. Er verbindet den Menschen mit allen anderen Menschen, Tieren und Pflanzen. Das stiftet eine Art mystischer Verbundenheit. Wem sie sich eröffnet, empfindet Ehrfurcht vor und Mitleid mit allem, was lebt. Doch das ist nur dem Menschen möglich. Denn, so Schweitzer:
„Die Natur kennt keine Ehrfrucht vor dem Leben. Sie bringt tausendfältig Leben hervor in der sinnlosesten Weise und zerstört es tausendfältig in der sinnlosesten Weise.“
Nur der Mensch kann dem einen Sinn entgegensetzen. Prinz beschreibt es so:
„Sinn kann jeder nur für sich selbst und in sich selbst finden, indem man begreift, dass man lebt oder, besser gesagt, dass man Leben ist. Wenn man sich dieser Tatsache, die einunbegreifliches Rätsel ist, nur tief genug innewird, ergibt sich für Schweitzer zwangsläufig eine ethische Verpflichtung, nämlich Leben zu schützen und zu fördern – und dabei gibt es keine Unterscheidung zwischen höherem und niedrigerem, wertvollerem und weniger wertvollerem Leben. Alles Leben ist für Schweitzer ‚heilig‘.“
„Ehrfurcht vor dem Leben“ ist für Schweitzer ein universelles Prinzip. Jeder Mensch kann es verstehen und ihm folgen – unabhängig davon, aus welcher Kultur er stammt oder welcher Religion er angehört. Doch bei Schweitzer war dieses Prinzip christlich eingefärbt, und zwar in doppelter Weise: Zum einen ist es für ihn die konsequente Fortschreibung der Nächstenliebe, wie Jesus sie verkündigt hatte, wobei Schweitzer die Nächstenliebe allerdings auch auf Tiere und Pflanzen ausweitet. Zum anderen war der medizinische Dienst am Leben anderer für ihn Teil einer Buße, denn mit seiner Arbeit in Afrika wollte er Wiedergutmachung für die europäische Kolonialschuld leisten
In de vierde cantate van het Kerstoratorium wordt ‘de weg naar binnen’ ingeslagen, d.w.z. – naar toenmalige opvattingen: het hart moet geopend worden voor de nieuwgeboren Heer. Dat gebeurt in deze cantate heel nadrukkelijk. Nadat de evangelietekst is geciteerd (Lukas 2,21 – Jezus krijgt nu officieel de naam die de engel Maria had ingefluisterd: Jeshua… “de Heer redt”), gaan de zangers mediteren over de betekenis van deze ‘zoete naam’ . De sopraan zingt een koraal, en de bas belijdt wat die naam voor hem betekent. En, kijk, nu gebeurt er iets vreemds in de partituur, neen niet bij de muzieknoten, maar in de tekst die Bach onder de noten schrijft.
Immanuel, o süßes Wort! Mein Jesus heißt mein Hort, mein Jesus heißt mein Leben. Mein Jesus hat sich mir ergeben, mein Jesus soll mir immerfort vor meinen Augen schweben. Mein Jesus heißet meine Lust, mein Jesus labet ♡ und Brust.
Immanuel6, wat een zoet woord! Mijn Jezus, is mijn toeverlaat mijn Jezus is mijn leven. Mijn Jezus heeft zich mij gegeven, mijn Jezus zal mij nu voortaan voor mijn ogen zweven. Mijn Jezus is mijn lust, mijn Jezus laaft ♡ en (in)borst.
Ah ja, merkt een slimme musicoloog op7, Bach had geen plaats meer aan het eind van de regel, om het woord voluit te schrijven, dus heeft hij het symbool gebruikt. Zou kunnen (hoewel Bach een meester is ins het afkorten van tekst om die onder de noten te plaatsen). Maar deze keer is meer aan de hand: Vanaf dit moment vervangt Bach in deze cantate elke keer het zelfstandig naamwoord “Hertz” (enkelvoud), door het symbool.8 Kijkt u maar mee: In de Echo-aria (Flößt, mein Heiland, flößt dein Namen) valt het woord niet, maar in het reciet nadien (Wohlan, dein Name soll allein in meinem Hertzen sein) duikt het weer op.9. Het is opnieuw de bas die de tekst zingt. Het is zijn reactie op de schone keten aan epitheta die de sopraan Jezus toezingt (in het koraal):
Jesu, meine Freud und Wonne, meine Hoffnung, Schatz und Teil, mein Erlösung, Schmuck und Heil, Hirt und König, Licht und Sonne… So will ich dich entzücket nennen, wenn Brust und ♡ zu dir vor Liebe brennen.
Jezus, mijn vreugde, mijn lust, mijn hoop, mijn schat, mijn deel, Mijn verlossing, sieraad, heil, herder, koning, licht en zon… Ja, zo wil ik u vol verrukking noemen als binnen in mij het ♡ van liefde voor u brandt.
Ja, excuses, Bach heeft er een beetje een knoeiboel van gemaakt (Bach was ook maar een mens). Hij had de tekst blijkbaar te snel onder de noten geplaatst en moest vervolgens “wenn Brust und Hertz zu” nog tussen “nennen” en “dir” proppen. Dus doorhalen en erboven schrijven. En dan is er ook nog een correctie in de muzieknoten, zo te zien. Dus sorry voor de chaos, maar er staat wel degelijk weer een symbool ipv een uitgeschreven “Hertz”. https://www.youtube.com/watch?v=WIb6iwt3XeM&t=866s
Is het nog steeds ruimtegebrek? Zou nog steeds kunnen, ware het niet dat in de pièce de résistance van deze cantate, de hieropvolgende aria van de tenor: Ich will nur dir zu Ehren leben, Bach alle tijd en ruimte heeft om het woord ‘Hertz’ voluit te schrijven en het niet doet. En dat tot twee keer toe. Na de tekst reproduceer ik eerst de hele pagina, dan de laatste keer ‘met ondertiteling’.
Ich will nur dir zu Ehren leben, mein Heiland, gib mir Kraft und Mut, daß es mein ♡ recht eifrig tut!
Ik wil enkel U ter ere leven, mijn Heiland, geef mij kracht en moed dat mijn ♡ dit met oprechte ijver doet!
U ziet het: zeker de eerste keer op deze pagina had Bach ruimte genoeg om ‘Hertz’ voluit te schrijven. Ook daar tekent hij echter het symbool.
Luister trouwens zeker eens naar deze aria: een fuga en een aria ineen. Up tempo uitvoering van Rudolf Lutz: https://www.youtube.com/watch?v=WIb6iwt3XeM&t=981s Terzijde: de muziek voor deze aria is afkomstig uit de wereldse cantate “Hercules auf dem Scheidewege” (hier meer daarover). Daar is in de tekst sprake van ‘zweven’ op arendsvleugelen. Je kunt dit nog goed horen als bijv. de tenor Leben zingt. In het origineel staat daar schweben…
Conclusie
Wat is nu de diepe betekenis hiervan, vraagt u zich af, de diepe zin? Welnu, die is er niet (tenzij u ‘m ziet, natuurlijk). Wellicht vond Bach het wel ‘aardig’, nadat hij het de eerste keer had gedaan. Mensen doen – godzijdank – ook wel eens dingen die geen diepe betekenis hebben, zomaar, maar die – eens gedaan – een glimlach ontlokken.
Nieuwjaar 2025, Dick Wursten. met dank aan Martin Petzoldt, Bach-Kommentar Bd. II, die de aanwezigheid van dit symbool in de tekst opmerkt (niet als eerste, maar voor mij wel).