Brieven aan Baltasar Moretus (afz. Joanna Moerentorf Annuntiate) 1638-1640

  • artikel van De Wilt 1960 = Algemeen
  • artikel van Baudouin 1996 = Vertelt het verhaal vanuit Balthasar, daar info over reliek van de H. Justus (nu in Carolus Borromeüskerk), het schilderij van Rubens (nu in Musée des Beaux-Arts te Bordeaux) en de gravure van Witdoek.
  • artikel DW ongepubliceerd = focus op de Annuntiaten (ook brief van Joanna aan Anna van Gemert, ‘geestelijke dochter’ van het klooster. Zij schenkt per testament een Willeboirts Bosschaert – Veronica’s doek, nu in Berchem-kerk – aan het klooster)

MPM heeft 10 brieven van Joanna Moerentorf aan haar neef (Cosyn/Gheestelyck Vader) Baltasar Moerentorf (Moretus). Hij is geestelijk en materieel de ‘sponsor’ van het vrouwenklooster (gesticht 1608 – de kroniek van dit klooster (1608-1622 ook door Joanna geschreven). Dit verklaart de aanleiding voor deze brieven. In 1639 wordt Joanna Mater Ancilla (moeder-overste).
– 8 in het eigen brief-archief (arch. 89). In het overzicht staat het archiefnummer gevolgd door het bladzijnummer van de brief;
– 2 brieven komen uit de collectie van….?
Hier de brieven (scan en transcriptie-as-is; ik ben maar een amateur, sommige stukken kon ik niet ontcijferen (rood of ….). Verbeteringen en aanvullingen welkom).

KORTE TOELICHTING
Het zijn allemaal ‘bedelbrieven’. Zonder giften kunnen de zusters niet leven (letterlijk: het gaat om het kunnen kopen van graan etc. op de markt). De standaard-tegenprestatie die de zusters in alle brieven beloven zijn verdienstelijke gebeden: kruisgebeden, rozenhoedjes, etc. Soms aangevuld met een ‘sacrificie’ door de Pater of een communie. Opvallend is dat er enkele keren sprake is van het verkrijgen van ‘bullekens van de derde orde’ (1538, nov. en dec.), die worden toegezonden aan Baltasar als ik het goed begrijp (om te drukken?).1. De drukkerij heeft ook gedrukt voor het klooster (2000 aflaten St Anna (26 juli), brief van 16 juli 1638).

Zeer interessant is de dank van Joanna voor de ‘presentatie’ van een ‘figuere van de H. Justus’ (brief van februari 1639). Het gaat hier om de gravure van Witdoek, naar het schilderij van Rubens dat in de kerk hing, bij de reliek van het hoofd van de H. Justus (in 1628 aan de Annuntiaten geschonken. Baltasar had ook van paus Urbanus een volle aflaat bekomen voor de overbrenging in 16292. Dat de drukkerij ook de aflaten voor de naamdag/feestdag van de H. Justus in 1639 heeft gedrukt wordt niet gemeld, maar is wel een feit. Meer info en afbeelding bij die brief. Ook de link met (lijn naar) het dochterklooster van Maastricht (gesticht vanuit Antwerpen in 1614 – Sara Herlincx) komt geregeld aan de orde.

Leuk is dat er steevast een nieuwjaarsbrief is, gedateerd op de naamdag van Baltasar (5/6 januari, Drie-Koningen). Die traditie begint bij Josina De Smidt 1537, 1538 en wordt voortgezet door Joanna Moerentorf: 1539, 1540. Het handschrift van alle brieven lijkt me hetzelfde, ergo ook geschreven door nicht Johanna. (denk ik). Was het haar idee? In (met) deze brieven worden – naast een overdaad aan gebeden – ook echte geschenkjes meegezonden (de gebruikte uitdrukking: ‘besteken met):
– een ‘cleyne properheyt’ (1537, 1538) – een ‘properheid’ is een kleinigheidje, aardigheidje.
– een zelf gemaakt ‘beleken van Franciscus’ (1539) – voorbeeld van zo’n ‘cleyne properheyt’
– extra gebeden natuurlijk : o.a. de hymne veni creator en de litanie van de Moeder Gods (1540).

Altijd wordt de familie gegroet (daarbij ook vaak genoemd Juffr. Helena ??. In de eerste brief van Josina De Smidt figureert naast Helena ook een Joannes).3 Tevens worden ‘de hartelijke groeten overgebracht vanuit het klooster aan Baltasar. Het betreft dan altijd ‘suster Martina’ (jongere zus van Joanna). Ook genoemd worden suster Gheertruydt de Smidt, Suster Catharina Maignaerts. Opvallend: nichtje Magdalena Aerts wordt nooit genoemd.

Andere namen: Een burgemeester ‘Hendrik Crol’ komt aan bod in verband met een gift (nov. 1638- feb 1639). Deze naam kan ik enkel terugvinden in de Rutten-kroniek “Hendrik Crol en zijn vrouw Catharina Vos” (regio Maastricht). In dat verband komt ook de huisknecht Johannes Ottens in beeld, die met een ‘buitenzuster’ heeft gesproken over de intenties van Sr. Crol (dec. 1638)). In de eerste brieven van Joanna wordt ook haar broer ‘Monsieur Louis’ (Moerentorf) genoemd en bedankt voor de ondersteuning die hij heeft geboden (Louis is overleden 28 september 1638).

Brieven van Josina De Smidt

5 januari 1537 (arch. 89, 237) 

Seer voorsienighe ende trouhertichste heer vader,

 Aengesien dat de goetheydt Gods ons heeft believen te gonnen
het beginsel des tegenwoordighen Jaers, en dat morchen oock is de feestdach van
UE Patroon den h. Coninck Baltazaer, soo en canick niet laeten uE oock van
weghen onse heel h. Ghemeynte een gheluckich, voorspoedich en[de] Salich nieuwe
Jaert te wenschen, en te besteken met 100 Roosen hoykens, en de cruys ghebeden van onse h. Ghemeynte, En onse E. Pater doet dit met het h; Sacrifitio der  Misse voor uw E opteofferen, en uw 2. nichten noch int bysondeert (behalve datse met de h. Ghemeynte doen) elck met 10. Roosen hoykens, en om onse kinderlycke affectie, noch meer te thoonen voeghen byt ghebedt een cleyn properheyt, Bidden[de] niet de gifte maer de liefde aentesien.      Voorder trouhertighe Vader Bidden wy ootmoedelyck om Gods Wil
ons eens te laeten weten hoet staedt met onse zaeken tot Maestricht. Biddende
oock om eenighe Efficiten [effigien]van[de] h. Maghetdt en Martelersse Martina.
Eynden[de] bevelen onse heer Vader het cleyn en[de] groodt kindt van Bethlehem
en syne h. Moeder, en de h. Coninck Baltazaer.       

                        Blyven[de] altyt

uw E. 

Ootmoedighe Dienersse Suster
Josina de Smidt Moeder Ancilla
Onweerdich.

 t’ Annunciaten den 5.
Januarius a° 1637

 

5 januari 1538 (arch. 89, 239)

 Seer voorsienighe ende trouhertichste heer vader,

 Aengesien dat de goetheydt Gods ons heeft ghegondt het beginsel des tegenwoordighen Jaers, en daer beneffens dat morchen is de feestdach van UE Patroon den h. Coninck Baltazaer, soo en can ick niet laeten onse ghetrouste Vader een gheluckich en[de] Salich nieuwe Jaert te wenschen, en te besteken4, naer ouder ghewoonthe, oock van weghen uw 2. nichten en onse h. Ghemeynte, mochen (?) met de devotie van[de] h. Comunie en een cruys ghebedt van[de] selve, en 100 Rooosen hoykens en met des
thienen en cleyne properheydt, Bidden[de] meer onse kinderlycke affectie dan de
gifte aentesien. Onse Eerw. Peter wensch UE oock een gheluckich Salich nieuw
Jaert met het h; Sacrifitio der Misse, en uw E. 2 Nichten behalve t’ghene zy
met de h. Ghemeynte zullen doen, noch int bysonders elck met 10 Roosen
hoykens..   Ick zeynde zoo veele thienkens om die vuyttedeylen aen uw
werrckgasten en ander naer u believen, om de selve te verwecken toch daghelycke
ter eere de 10. deughden der h. Moeder Godst (daer onse h. regel op ghemaeckt
is) van thenken mochten lesen om oock alsoo de thiendusent Jaeren aflaedt alle
daeghen te moghen verdienen.    Eynden[de] beneffens onse Ootmoedighe
ghebiedenissen wenschen wy altesamen Jouff. Helena en Joannes oock een
gheluckich en Salich nieuw Jaer met een Cruysghebedt van onse h; Ghemeynte,
bevelen[de] uw E Godt en zyne h. Moeder.         En ick blyve altyt

 uw E.

 Ootmoedighe Dienersse Suster
Josina de Smidt Moeder Ancilla
Onweerdich.

 t’ Annunciaten den 5.
Januarius a° 1638.

 

Brieven van Joanna Moerentorf

16 juli 1638 (arch. 89, 297)

Onse Beminde mede Suster heeft ons te kennen ghegeven, de goede Recommandatie die Uwe E. aen Monsieur Louis gedaen heeft, Segghe daer van, en vande dootbriefkens grondthertelyck Godt loondt, met een cruys ghebedt van onse h. Ghemeynte, Biddende ter liefde vande Soete Moeder Godts, aen Monsieur Louis te Continueren (en al Naer eenighe occasie mocht presenteren, wandt onse groote noodt, is Uwe E. als onse dobbele Vader bekent, soo dat d’Almoessen hier sekerlyck wel zullen besteedt wesen) en als Monsieur iet zal ghebrocht oft ghesonden hebben zalt aen uwe E. terstondt laeten weten. Voorder Bidde om Godts wil een dusent oft 2 van dese briefkens te doen drucken, om de Aflaedt teghen St. Annas dach te vercondighen, ( = 26 juli) en Maendach oft en dysdach souden wy die moeten hebben, ommers 50 oft 60. Wy zullen voor alles altoos Danckbaer zyn met onse ghebeden, en met alles daer wy Vader eenighen dienst oft liefde connen doen. Eyndende Beneffens onse  ootmoedighe ghebiedenisse, mede aen Monsieur alle de vrinden en Jouff. Helena, oock van weghens onse E. Moeder Vicarisse en Suster Gheertruydt de Smidt, Suster Catharina Maignaerts, onse Beminde Suster, Suster Martina en alle onse h. Ghemeynte, bevelen onse ghetrouwe Beminde Vader Godt en Syne h. Moeder.                      En ick blyve

 

Uwe E.
Ootmoedighe Dienersse en Nichte Suster
Joanne Moerentorf, Moeder Ancilla Onweerdich.

 Onse e. pater, doet syne Ootmoedighe ghebiedenisse aen
Uwe E.

 t’ Annunciaten
den 16. July a°
1638

 

 

17 augustus 1638 (arch. 89, 299)

Soo Monsieur Louis ons gheseydt heeft dat hy ons beyde de halve flessen (?) wyn Gaff, en dat ick die van Ue noch zoude goedt vinden, zoo ist dat ick Ootmoedelyck Bidde dat Cosyn ons die nu ter lieffde vande zoete Moeder Godts belieft te zeynden, en wy zullen trouhertelyck bidden dat UE. en al de familie hier voor in dese h. Octave vande H. maghet en Moeder Gods, de vruchten van haere gloriose hemelvaardt en Triumphante Goddelycke Crooninghe, zoudt moghen ghenieten, en daer beneffens oock eenighe byzonderde benedictie in tytelyck, t’sy in beschermen van quaedt oft verlies, oft in vergunnen van gheluck oft ghewin . Voorder Recommandere UE. als Vader ons zaecken van Maestricht, en daer beneffens ons groote noodt en Armoede al waar eenighe occasie van Almoesse mocht presenteren, aen d’en en d’ander, soo weynich het somtyts zoude mochen wesen, t’zal ons altydt aanghenaem zyn, wandt vryelyck en secretelyck aen UE. als een kindt aen zyne Beminste en goethertiche ghetrouw Vader ghese . Ick ben dickmaels zoo benoudt dat ick niet en wete waer wadt haelen, oft leenen om de daghelycksche merdt-ganck te doen, ick laete staen de provisie, en nochtans al zouden ick d’een schult by d’ander maecken zoo moet ick nu zorghen, dat de h. Ghemeynte, die Godt als zyn h. Moeder nacht en dach dient, en hunne crachten in de goddelycke dienst verteren, versien zyn van tgene hun noodich is, zonder de daghelycksche potie te verminderen, oft te ontrecken t’ghene tot recreatie gegheven wordt, t’sal my aenghenaem zyn van U E. schriftelyck te verstaen, oft de selve my als onse Vader sulcke te doen oock niet en raydt (raadgeven?) betrouwende dat de zoete Moeder Gods (Wiens minste kinderen en dienerssen wy zyn) ons niet en zal verlaeten. Ick segghe van schriftelyck om dat een ander niet en zouden weten, t’ghene ick wuyt vryicheydt en onse Vader schryve.

Vandt pampier lest aen ons ghesonden segge ick grondthertelyck Godt Loondt, Biddende tusschen beyde ons hier aff noch te versien, toch al naer Vaders believen.   Eyndende beneffens onse ootmoedighe ghebiedenisse, oock van weghen onse Beminde S. Suster Martina, en al de h. Ghemeynte, Sonder Jouff. Helena en al de familie te vergeten, die ick met Uw E. Godt en zyne h. Moeder bevele.   En Ick blijve altydt

 

            Uw E.

Goetwillighe Nichte en amre Dochter in Christo
Suster Joanne Moerentorf, Moeder Ancilla
Onweerdich.

 

t’ Annunciaten den
17. Augustus
1638

 

 6 november 1638 (B(b)-nr. 3-1)

Dank voor aflaetbullen, maestrichts geld, burgemeester Crol (Limburg)


JHS
Ave Maria.

Alderliefsten Cosin en trouhertichsten Vader,

Ick en can niet laeten Grondthertelyck Godt loondt te seggen, vande Bullekens vande Aflaedt aende Derdeordekens, met een Cruys ghebedt van onse H. Ghemeynte. Ick meyne Uwe E. bekendt is dat de 1250. gl Maestrichter gelt ( daer Cosin het briefke van onderteeckent heeft) al Ontfanghen zyn, soo dat wy Godt loff, onse Provisie van Boter te vollen hebben connen doen. Dan zoo wy daghelyckx in noodt zyn (Ghelyck Ue als Vader ghenoech can dencken) hebbe ick verlanghen oft Myn heer den Borghenmeester Hendrick Crol, de andere 300. gl niet haest en zal overmaeken, Ich leen hier en daer al wadt op hope dat ickt haest zal connen weder gheven, want dat Monsr Crol alst Uw E. versoecht de voorsz. 300 gl ons haest zal doen hebben. Hier mede weest met Marie Nicht en Cosin haeren Sone, en met Jouf. Helena & al de familie gronthertelyck ghegroedt, oock van wegen onsen E Pater, onse Moeder Vicarisse, Suster Gheertruyt de Smidt, S. Catharina Maignaerts en onse Beminde Suster S. Martina en blyft Godt zyne h Moeder en alle Godt lieve Heylighen (die wij nacht en dach voor onsen ghetrouwen Vader bidden) Bevolen.

              En ich blyve altydt

Goedtwillighe Nichte en Arme Dienersse
Suster Joanna Moerentorf Moeder Ancilla Onweerdich.

Den 6. November 1638.
t‘ Annuntiaten.

 

 7 december 1638 (arch. 89, 301)

Onsen E. Pater heeft ons gheseydt dat wij UE. dry oft 4 Bullekens vanden Aflaedt vande derdordens (van de derde orde – zie toelichting) soude seynden, Beliefter Cosyn noch meer salse gheren seynden, Maer met dese occasie, Bidde Ootmoedelyck toch te maecken dat hy de reste vant gelt mochten hebben dat Monsr de Borghemeester Crol van in Julius lestleden (naer ons onthoudt) ontfanghen heeft ; Joannes Ottens heeft aen ons Buyten Susterkens gehseydt, dat Monsr Crol ghese heeft dat hy hier een Weeghenner (geldweger?)zoude zoecken die hem voor hondert Rex daelders zoude tellen, en dat Sijne E. die ginder weder zoude gheven, en om dat wy niet en ontfanghen vreest hy niemandt en vindt, Bidde daarom hier in ons toch te help door Uwe Vaderlycke Raedt en Bermherticheydt, wandt ick en can nievers meer schuldig blyven oft leenen, en dat ick hier aen groet (= oud nederlands voor voedsel) en daer aen iet anders voor eenighe daeghen schuldich heb gebleven, en gehleendt die moet ick betaelen en ick en hebt niet noch oock niet om te coop[en], t’ghene noodich is voor de h. Ghemeynte.  Soo alderlieffste Cosyn en Vader helpt toch nu uwe Armste Nichte en Dochter, hope dat Uw. E. eenighen middelen sult vinden, om het voors. gelt t’ontfanghen, Wy zullen soo danckbaer zyn met onse ghebeden, door de welcke wy Uwe E. (beneffens onse ootmoedighe ghebiedenisse, met Jouff. Helena, en al de familie) Gods en zyne h. Moeder bevelen, oock van weghen onsen E. Pater, onse E. Moeder Vicarisse, en onse B. Suster, S. Martina. En ick blyve altyd

Uwe E. 

Armste en goedtwillighe Nichte en Dochter
in Christo Suster Joanne Moerentorf, Moeder
Ancilla Onweerdich. 

t’Annunciaten, den 7.
December a° 1638

 

 

[5 Jan 1639] (arch. 89, 303)

 

Aanghesien dat de goedtheydt Gods ons heeft ghejondt het beginsel des teghenwoordighen jaers, en dat morchen is de feestdach van uwe E. patroon de
h. Concinck Baltazaer,
zoo en conden wy niet laeten onse Vader te bestoken, en een gheluckichsalich nieuwe Jaer te wenschen, oock van weghen onse E. Moeder Vicarisse, onse beminde suster, Suster Martiana, Suster Catharina Maignaerts, en alle onse h. Ghemeynte, met, met dry Cruys ghebeden vande selve, morghen de h. Communie en van elcke Religieuse een Roosen hoycken (= rozenhoedje), en met dit beleken (béleken = beeldeken, houtsnijwerk) van onse alderheylichste Vader Franciscus, dat een van onse Religieusen niet alleen gheschildert maer oock ghetrocken heeft, bidde toch meer ons goedt hert dan de gifte aantesien, en isser iet van properheydt dat uwe E. zoude believen, laetet my maer weten. Ist dat ons Susterkens cunnen maecken salt gheren doen maecken .  Onse E. Pater wenscht Uw E oock een gheluckich ende salich nieuwe jaer en besteekt onse vader morghen met h. Sacrifitie der Misse . De saecke vanden Abt van Schali (?), en onse zaecke tot Maestricht recommanderen aen uwe E, als onse ghetrouwe Vader,  Ick ben droeff, dat wy die hondert Vatterons, die van in Julius ontfanghen zyn, noch niet en can ontfanghen, Alderlieffste Cosyn en Vader, ist moghelyck helpt my ter liefde vanden h. Maghedt ende Mooeder Godts Maria, en ter liefde van haere en des Eeuwighen Vaders eenighen Sone, en wy zullen zoo danckbaer zijn met onse ghebeden dat ick dat het overvloedelyck zal vergolden worden. Wy wenschen cosyn oock gheluck en Salicheydt, met uwe ende onse Beminde Nichte Wielandt, van ghelycke ende nieuwe ghehouden, en hunne Moeder en Monsieur. Wy wenschen altesamen, Helena en al de familie oock een gheluckich ende Salich nieuwe Jaer. Bevelende uw E. Godt zyne h. Moeder en de h. Coninck Baltazar uwe E. Patroon,

En Ick Blijve altyt, Uwe E.

 Goetwillighe
Nichte en Dochter in Christo

Suster
Joanne Moerentorf, Moeder Ancilla
Onweerdich

 

 26 februari 1639 (B(b)-nr.3-2 )

o.a. bedanking voor de ‘aangename figure’ van de H. Justus’ (de lithografie van Witdoek naar het schilderij van Rubens, 1639). De reliek (het hoofd) hadden de Annuntiaten verkregen van het kapitel van de OLV kerk. Die hadden het in bewaring gekregen van een gevluchte monnik uit Zutphen, Egbert Spitholt, die het gered had uit zijn klooster (toen de ‘geuzen’ binnenvielen in 1572).5. Per testament had hij het aan de Annuntiaten geschonken. Met veel pomp and circumstance (en een volle aflaat) is het in september 1529 naar de LAnge Winkelstraat over gebracht. Ook de bijbehorende aflaatbrieven zijn door Plantijn gedrukt. Het enige bekende exemplaar bevond zich in het Rijksarchief (Beveren), maar is sinds 1996 (artikel Baudouin over Baltasar en de Annuniaten, DGP, afdruk aldaar) niet meer gezien. De feestdag van deze Justus is nu op 18 oktober, maar viel toen op 2 september.


JHS
Ave Maria

Seer Beminden Cosin en onsen trouhertichsten Vader,

De penne en can niet uuytdrucken hoe uwe E. ons verblydt heeft door die schoone Almoesse van 8 pondt, ende oock in te verstaen dat de Presentatie vande figuere des H. Kindt Justus, zoo aengenaem is, tot een danckbaerheidt schencke Uwe E. (beneffens andere ghebeden van Roosen Hoykens ende Letanien van den goede Moeder Godts) Dry Cruys ghebeden van onse H. Ghemeynte, Wenschende ende biddende daghelyckx, dat de goetheydt (superscript: Godts) Uwe E. onsen alderbeminsten Vader, doort voorbidden van de ghebenedyde Moeder Godts, ende van ’t H. Kint & Martelaer Justus, toch belieft te helpen en te vertroosten, in al wadt uwe E. onsen ghetrousten ende sorghvuldichsten Vader, swaer oft moyelijck is, gevende daer beneffens de vervullinghe van allen Uwe goede begheerten.
Voorder Bidden toch per memoria te houden dat hy als Monssr Crol compt toch die 100. pattecond[1] oft Rexdaelders (die van in Julius lestleden ontfangen syn) mochten hebben. Sijn den beneffens onse ootmoedighe ghebiedenisse, oock van wegens onsen Pater, ende Moeder Vicarisse, Suster Catharina Maignaerts en onse Beminde Suster, Suster Martina Moerentorff, Bevolen onsen Vader Godt zyne heylige moeder end het h. Kindt Justus,

En Ick blyve altyt

Uwe E.

Goedtwillighe Nichte en Dochter in Chr[ist]o
Suster Joanna Moerentorf M. A. O. (moeder ancilla onweerdich)

Den 26en feb. 1639
t’ Annuntiaten


[1] Pattecond = “Patagon”, “patacon” of “patagon d’argent”, zilveren muntstuk dat in de Zuidelijke Nederlanden werd geslagen vanaf het einde van de 16e eeuw, met een waarde van ongeveer 2 ½ gulden. (= rijksdaalder)

 

16 juni 1639 (arch. 89, 305)

Alderliefste Cosyn en trouhertichste Vader, 

Wy vinden[de] daghelycks in zo groote benoudtheydt, en nu extraodinaris om de provisie van Boeter en Broudt (oude spelling van Brood), en peysende en herpeysende, soo neme ick de vryicheydt to UE als een kindt tot syne goedertieren Vader, Biddende met alle Ootmoedicheydt ter liefd vanden Soete Moeder Godts (daer uw E Van joncks af aen groote liefhebber van zydt) en ter liefde vande zoete h; Gheest, de 400. gl die Monsieur Louis Saligher ons gheleegateert heeft, nu te verschieten, en de selve allenskens op zyne tyt intehouden, en betrouwe datse uw E in tyt en eeuwicheydt zoo zullen gehloondt worden, al oftse van uwe E. ons nu gehheel voor Almoesse werde gegheven.

En wy zullen de daghelycksche ghebeden (die Cosyn voor syne Bouwe van ons versocht heeft, en al noch continueren) verdobbelen. Alderlieffste Cosyn helpt toch onse noodt & Armoede, en betrouwe dat uw E in uwe petitie vanden h; Maghedt en Moeder… sult gheholpen worden. Eyndende beneffens onser alder ootmoedighe ghebiedenisse en t’wenschen van … salichen Sinxen, bevelen… En ick blyve 

Uwe E.

 Nichte Dienersse en Dochter in Christo
Suster Joanne Moerentorf  M…r (papier beschadigd)

 

 Den 16. Junius a° 1639
t’Annunciaten

 

 

 

s.d. arch. 89, 307

(brief noch adres bevatten datum)

 

Alderliefste Cosyn en aldertrouhertigste Vader

De penne en can niet vutdrucken soo uE. ons verblydt ende den steen vande graw onser herten ghewentelt heeft, doort t’ghene uE. ons door ons E. Pater heeft toegeseyd en belooft, en naer uE. begheerte seynde nu ons Susterkens, om doort ghene uE. hun sult gheven, morghen Terf (= dagelijkse portie – normaal woord binnen een kloostercontext) te coop[en], om Broodt voor de h. Ghemeynte te connen Backen, wandt inden waerheydt sonder uE Vaderlycke Bermherticheydt en goetherticheydt en zoude ick dit niet connen doen, Betrouwe daerom oock, Jae versekere uE. Dat de Moeder der… (om wiens Liefde uw E. ons dient en helpt in desen noodt, en noch bereydt zyt te doen op syne tyt) uEin de nood t’sy geestelyck oft lichamelyck in dit leven en in d’ander leven, oock wonderlyck zal troosten help en bystaen, d’welck oock nacht en dach met onse gehbeden zullen biden en versoecken, Eyndende  beneffens onse ootmoedighe ghebiedenisse oock van weghe onses E. Peter, E; Moeder Vicarisse, en onse Beminde Suster en alle de h. Ghemeynte, bevelen Uw E. onses seer gheminde heer Vader met 3 Cr Godt en zyne heylingen Moeder met 3 Cruysghebeden vanden selve.. En ick blyve 

Uwe E.

 Goetwillighe Nichte en Armse Dienersse en
Dochter in Christo Suster Joanne Moerentorf
Moeder Ancilla
Onweerdich.

 

 

 

23 september 1639 (arch. 89, 309)

 

Seer beminde Cosyn en trouhertichste heer Vader,

 

Wy altesamen uw E. Arme en beminde kinderen (aengaen[de] het tytelyck) en weten niet hoe uw. e. ghenoeg danckbaer zyn, voor de groote en schoone Almoesse van 200. gl die uw E ons ghegeven hebt, wenschen daer voor soo menighe Benedictie alsser menich graen om ghecocht is, en zal worden, en op dat ons wensch niet ydel en mocht wesen, zal elcke Religieuse (beneffens de Cruysghebeden, en meer andere ghebeden) een Roosen hoyken lesen, en waer we Uwe e. andersins eenighe liefde oft dienst connen doen, zult ons altoos als goede kinderen door de gratie Gods bereydt vinden, Jae t’sal ons aanghenaem zyn, voor onse goede ghetrouwe heer Vader iet te connen ende moghen doen, van ghelycken oock onses E. Pater die oock met ons altesamen hondert dusent foudt Godt loondt zeydt, vanden voorss. Almoesse, Wenschen uwe E. en al de vrinden en familie oock van weghen ons suster, hertelyck goeden Avondt, en te zamen bevelen Godt ende zyne heylighe Moeder.  

            En ick blyve altydt

 Uwe E.

Nichte en Arme Dienersse en Dochter
in Christo, Suster Joanne Moerentorf ,
Moeder Ancilla Onweerdich.

 

De 23. Sept. a° 1639
t’Annunciaten

 

 

 

5 januari 1640 (arch. 89, 311)

Aanghesien dat de goedtheydt Gods ons heeft ghejondt het beginsel des teghenwoordighen jaers, en daer beneffens dat morchen is de feestdach van uE. patroon de h. Concinck Baltazaer, soo en can ick niet laeten Cosyn een gheluckichh nieuwe Jaer te wenschen en te besteken, oock van weghen onse E. Moeder Vicarisse, onse beminde suster S. Martina, Suster Catharina Maignaerts, en alle onse h. Ghemeynte, met den hymnus, Veni creator, 10 daghen , de Letanie vanden h. Moder Gods, 3. Cruys ghebeden  en morghen de h. Communie van de selven, en van elcke Religieuse een Roosen hoycken (rozenhoedje), en met het weynich datter by is, wenschen hier mede onsen heer  Vader de vervulinghe van alle syen goede beheerten, met alle de vruchten vande Gheboorte en Openbaringhe des Sone Godts en overvloedighe Benedictien int tyteglck, tot Godts glorie en eere en zynder h. Moeder, en tot meerder Benedicten en Salighedt uwer zielen;

Voorder Alderlieffste Cosyn soo spreeck ick ootmoedelyck myn schult, biddende my te willen vergeven al dat ick in ons leste schryven [kan de vorige brief niet zijn, lijkt me] hebben misdaen, dit en cost ick niet laeten, al ist dat onses E. Pater my heeft geseydt, dat uwe E. Al wel te vreden is, daer ick hondertdusentfoudt Godt loondt van segghe, wandt het heeft my grootelycke ghequest Uwe E. bedroeft te te hebben. Wy wenschen Jouff. Helene, Sr. Joannes en Cathalyn oock een Salich nieuwe jaer.

Onse seer Beminde Nichte Marie en Cosyn haers Soene Baltezaer wenschen wy oock en gheluckich salich nieuwe Jaer (en besteken Cosyn oock met eens) elck met den Hymnus Veni creator en een Cruys ghebedt van ons h. Ghemeynte, ick moeste dese voor ghese hebben, maer werde eerst peysen[de] dat ick meyne datse by uw E. nu woon[de].

Eyndende beneffens onse Ootmoedighe ghebiedenisse bevevel uwe E. Met de voorss Godt zyne h. Moeder en de h. Coninck Baltezaer,

En Ick Blijve altyt, Uwe E. 

Minste Dienersse Nichte en Dochter in Christo
Suster Joanna Moerentorf, Moeder Ancilla
Onweerdich.

 

 ‘tAnnunciaten den
5. des Jaers 1640

 

  1. Voorzover ik het snap gaat het hier om “aflaatbrieven van de Derde Orde van Franciscus” (de Ordo Franciscanus Saecularis). Bullekens is het verkleinwoord van bulle en verwijst naar de pauselijke goedkeuring (zegel, bulla). Een bulleken bevat een korte tekst waarin de voorwaarden voor het verkrijgen van de aflaat wordt uitgelegd, vaak incl. het aantal dagen aflaat dat verleend werd (bv. 40 of 100 dagen). Het kon ook gaan om het geven van aalmoezen, bezoeken van de kerk op bepaalde dagen etc. Ze konden zowel handgeschreven of gedrukt zijn.
  2. Het verhaal van deze reliek is beschreven door Willem Frijthof. UITTREKSEL: Kanunnik Egbert Spitholt afkomstig uit Zutphen had de reliek in 1572 gered uit het franciscaner klooster in Zutphen, en meegenomen naar Antwerpen. Daar werd hij kanunnik van OLV kerk. Bij testament van 23 april 1625 vertrouwde hij de reliek van St. Justus toe aan de zusters Annuntiaten opdat zij haar aan Zutphen zouden teruggeven als de katholieke eredienst daar werd hersteld (‘Reliquias sacras, quae mecum Coloniâ attuli, volo custodiri apud Annunciatas, ut si quando Zutphania Catholicae religioni restituatur, mittantur eo, cum capite sancti Justi pueri novem annorum Martyris, cujus festum ibidem per civitatem decima Octobris celebratur in foro et in choro’). Toen hij stierf op 15 april 1627 werd de reliek van het miraculosum caput (aldus een ets van 1639), die hij nog steeds thuis bewaarde, op 16 juni 1628 officieel aan de Annuntiaten overgedragen. De wassen reliekvorm moet onder het vele transport hebben geleden want de nonnen probeerden al op 20 juni tevergeefs een en ander te fatsoeneren (decentius S. Justi componere reliquias; sed cessatum ne exciderent particulae). Balthasar I Moerentorf de beschermheer van de annunciaten, vroeg paus Urbanus VIII reeds op 31 maart 1628 om een volle aflaat voor de pelgrims die de reliek tijdens het octaaf van de overbrenging kwamen vereren. In september 1629 werd de overdracht naar de kloosterkerk met veel pompa gevierd. Vooral de jeugd werd bij de verering betrokken. Moretus gaf opdracht een beeld van de cefalofore heilige te vervaardigen, liet in de linkerzijkapel een altaar bouwen, en bestelde bij Peter-Paul Rubens een altaarstuk. Rubens leverde de `Martelie van de H. Justus’ kort voor 12 april 1636 af. De jonge heilige staat erop afgebeeld met het afgeslagen hoofd in zijn handen, terwijl zijn vader en zijn broer geschrokken toekijken, tegen de achtergrond van een troep wegrijdende soldaten, een ruïne en een fantasiestad (doek, 189×132 cm). Het stuk werd in 1785 verkocht en is in 1853 door een schenking van Napoleon III in het bezit gekomen van het Musée des Beaux-Arts te Bordeaux (inv. nr. 292).

    Van dit doek bestaat een voorstudie te Boedapest (olieschets), alsmede een ets uit 1639 door Joan. Witdoeck (Franciscus Vanden Wyngaerde excudit), gemaakt in opdracht van Baltasar. Na de opheffing van het Annunciatenklooster (1783, Jozef II) en de sluiting van de kerk in 1785 wordt de reliek bewaard in de St. Carolus Borromaeuskerk te Antwerpen. De reliekschrijn is permanent achter in de kerk tentoongesteld. St. Justus wordt er aangeroepen tegen ziekten van hoofd en zenuwen. Er is ook een broederschap. De feestdag is in Antwerpen (2 september) in later jaren weer naar 18 oktober verplaatst, in overeenstemming met de Romeinse kalender. bron: https://bedevaart.meertens.knaw.nl/plaats/1626

  3. 5 jan 1640 wordt uitdrukkelijk vermeld: onse Nichte Marie en Cosyn haers Soene Baltezaer
  4. schenken
  5. verklaring van Spitholts bediende Joannes Collaert voor notaris De Witte (23 februari 1629: ‘acceptum esse caput S. Justi a FF. Minoribus Zutphaniensibus, qui illud, dum ab haereticis fugiendum esset, conventus sui incendio subtraxerant’).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *