De verhouding ‘geloof en leven’
In de bekende spreuk van Paulus “De rechtvaardige zal door het geloof leven” 1eigenlijk niet van Paulus, maar van de profeet Habakuk (2:4), waar het Hebreeuwse woord ‘èmoenah’ staat, dat eerst en vooral ‘vertrouwen’ betekent. Paulus citeert het 2x: Romeinen 1:17, Galaten 3:11)2 is hetgeloof het middel en leven het doel. In de uitleg en toepassing van dit woord zijn de rollen echter vaak omgedraaid. Ik herinner me uit mijn jeugd vooral preken die mij probeerden duidelijk wat ik geloven moest, en dat niet zozeer met het oog op dit leven (daar ging het bijna nooit over, en als het al aan bod kwam, dan vaak in de vorm van een ‘waarschuwing’), maar in verband met het laatste oordeel. Mijn ziel en zaligheid hing blijkbaar niet af van hoe ik leefde, maar van wat ik geloofde.
Maar, hoe meer hij zijn best deed om zijn leven zelf onder controle te krijgen, te perfectioneren, in de greep te krijgen, die poging is vaak krampachtig, vreet energie, vreet ook aan de mens, als het niet lukt, nekt de mens…
Door die poging op te geven, door dus van genade te durven leven, door het beheer over je levensprojekt uit handen te geven… daardoor herademt je hele leven. Komt er ruimte, frisse lucht in overvloed, vrijheid om te leven.
Luther heeft dat gedaan: en juist daardoor heeft hij weer heel veel zìn in het leven gekregen…, zoveel, dat hij ! natuurlijk ! te gelegener tijd ook het klooster verlaat en het gewone menselijke leven is ingetrokken, met – wat later – een vrouw èn kinderen.
Er komt een enorme hoeveelheid levensenergie vrij, als je de zorg voor je eigen leven, je eigen status voor de mensen èn voor God achter je kunt werpen. Er komt een enorme hoeveelheid levenszin te voorschijn als je gewoon van ‘genade’ durft te leven.
De vragen en de problemen, van jezelf en van de wereld zijn er niet mee opgelost, maar je bent er wel even van verlost. Mijn bestaan, hoezeer omstreden ook, het is bij God in goede handen, mijn toekomst, hoe onzeker ook: God zal zorgen dat het te recht komt… (zelfs de toekomst van de wereld). Dat is een geloofszaak, inderdaad, maar daarom niet minder werkelijk.
En al die energie die dan vrijkomt, komt vrij voor het léven, dit leven, het mede!menselijk leven in Gods schepping, met de mensen en de dingen om je heen.
Luidde de tekst, die Luther het licht deed opgaan niet: De rechtvaardige zal uit het geloof léven… We moeten leren, dat het accent in deze zin niet altijd moet liggen op het geloof, maar meestal op leven. Het geloof is middel. Het gaat om het leven.
Tenslotte:
De lijfspreuk van Luther is niet de tekst uit de Romeinenbrief geworden, maar het psalmwoord uit de 118de psalm.
Ik zal niet sterven, maar leven. (Non moriar, sed vivam)
En dan bedoelt Luther zowel het eeuwige als het tijdelijke leven. En het is deze uitroep van de psalmist, die het meest duidelijk de hartstocht, de emotie, die achter de Reformatie schuilt, aan het licht brengt.
Sterven, dat leek het enige wat er op zat voor Luther. Eeuwige dood zelfs, maar ook gewoon: sterven, aflopende zaak, afgelopen! Heel vaak heeft hij ernaar verlangt, om eraf te zijn, wanhopig, bijna op het suïcidale af. Zelfs later nog, al volop wandelend in het licht van de genade, bleef hij last hebben van aanvallen van depressiviteit, van een diepe ‘tristesse’… Maar het evangeliewoord, soms door de Schrift gebracht, soms door een vriend verkondigd, soms door zijn vrouw gepersonifieerd, door het zonlicht gesymboliseerd, of door een roos, een kinderstem, een muziekstuk… bepaalde hem altijd weer terug bij Gods vrolijke en levenbrengende initiatieven om hem te doen léven. Hier en nu en in eeuwigheid.
En hij greep zich daar dan aan vast. Hij geloofde het evangeliewoord alsof zijn leven ervan van afhing.. ja het hing er ook vanaf. Ik zal niet sterven, maar léven èn: zo vervolgt de tekst, heel toepasselijk.. Ik zal niet sterven, maar leven èn niet mijn grote werken verkondigen, prachtige dingen presteren, kerken reformeren… neen: Ik zal niet sterven, maar leven èn Gods werken verkondigen… Soli Deo gloria. Aan God alleen de eer! Amen.
