Johan Daniel Dulcken (klavecimbelbouwer en ouderling)

Antwerpen, 30 maart 1740

De kerkenraad van de Brabantse Olijfberg (de clandestiene hervormde kerkgemeente van Antwerpen) vergadert ten huize van de predikant (ds. Petrus Craan, adres onbekend, want officieel mag hij er niet zijn). Voor de vergadering hebben zich diverse mensen aangemeld, die graag zouden deelnemen aan het Avondmaal (met Pasen a.s.). O.a. een zeker Johann Daniel Dülcken (‘Dulken’ in het kerkeboek) en zijn echtgenote Susanna Maria Knöpffel (‘Knoeffel’ in het kerkeboek). Het zijn geen onbekenden voor de kerkeraad. op 26 januari is namelijk hun dochter Maria Sophia gedoopt.

Blijkbaar voelen ze zich wel op thuis in deze kleine hervormde kerkgemeenschap, waar op dat moment trouwens ook geregeld buitenlandse execellenties (m.n. Hollanderse diplomaten) mee komen vieren, omdat er een belangrijk congres over de ‘barrière tractaten’ in Antwerpen plaatsvindt.1 Ze vragen nu formeel toestemming om te mogen deelnemen aan het Heilig Avondmaal (= mee ter communie te mogen gaan). Dit wordt hun – blijkens de notulen van 30 maart 1740 – vergund, met als conditie: “op hun eigene beproevinge.” Dat wil zeggen dat ze niet eerst ‘belijdenis van hun geloof’ hoeven af te leggen ten overstaan van de kerkeraad (soort ‘examen’, zie in de foto’s de tegenoverliggende en volgende bladzijde). Anderzijds maakt dit duidelijk dat ze blijkbaar geen officiële ‘attestatie’ (bewijs van lidmaatschap) van een andere kerkgemeente konden overleggen.
Het echtpaar stamt uit de Rijnstreek: Johann Daniel Dülcken komt uit Wingelshausen, waar zijn vader Pfarrer was. Susanna Maria Knöpfel stamt uit Sankt-Goar aan de Rijn (t.o. de Lorelei). Beiden zijn protestant, maar de een ‘evangelisch’ (= Lutherse confessie) de ander ‘reformiert’ (cuius regio, eius religio geldt ook intern protestants). In 1733 zijn ze gehuwd in Sankt-Goar. Wat ze doen, waar ze van leven, we weten het niet. Enige jaren later treffen we hen aan in Maastricht (daar woont ook familie van beide!). Daar wordt hun zoon Johan Lodewijk gedoopt in de StJanskerk (15 april 1735) en hun dochter Johanna Henrietta (16 februari 1737) . Ze runnen een wat we nu ‘kruidenierszaak’ zouden noemen. Echter rond de jaarwisseling 1737-38 zijn ze naar Antwerpen vertrokken. Er is een inventaris van een achterglaten inboedel, die geveild wordt, brieven van schuldeisers, vaststellingen van notarissen. Laten we een kat een kat noemen: ze zijn failliet, en op de vlucht voor schuldeisers.

Toch is deze Johan Daniel Dulken vandaag bij iedereen bekend, die van klassieke muziek houdt.2 Zet een ‘c’ in zijn naam, Dulcken, en plots is hij samen met de Rückers-Couchet familie de trots van de Antwerpse klavecimbelbouwers. Zijn beroemdste instrument staat in het Vleeshuis, uit 1747 (Bijna iedereen die naar 18de eeuwse muziekopnames luistert, hoort indirect dit instrument, want het is één van de meest nagebouwde klavecimbels ter wereld, en het origineel in het Vleeshuis was een van de eerste waarop echt gespeeld kon en mocht worden. Het is eigendom van het Antwerps Conservatorium. Jos van Immerseel schrijft erover: Met een dosis ontvankelijkheid en een scherpe intelligentie en een scherp gehoor kunnen klavecinisten van overal ontzettend veel leren van dat instrument. Wat het te zeggen heeft, is meer dan ooit actueel. Het is onze plicht iedereen die het verdient hiermee in contact te brengen (Antwerpen klavecimbelsstad, (uitg. Vleeshuis, 2018), p. 68)

Hoe ging het verder in Antwerpen?

Als klavecimbelbouwer ging het hem goed, ookal weten we hierover heel weinig met zekerheid. Hij woonde/werkte op het Hopland (daar huurde hij een huis/atelier, in 1747 koopt hij er diverse panden). Uit de periode tussen 1745-1755 zijn zeker 10 topinstrumenten uit zijn werkplaats overgeleverd. Privé ging het leven ook door. We treffen het echtpaar na 1740 nog 3x aan in het doopregister van de kerkgemeente:

  • Maria Sophia – 26 januari 1740 (gedoopt door ds. Petrus Craan)
  • Joannes – 20 september 1742 (gedoopt door ds. Johannes Diepelius, net als de volgende)
  • Regina Dorrothea – 12 november 1744 – overleden 1 december 1747
  • Joanna Elisabetha – 2 februari 1747

Zoals gezegd hadden ze bij aankomst in Antwerpen ook al een zoon en dochter. Dus het gezin telt zes kinderen (na het overlijden van Regina in 1747: vijf).

  • De oudste zoon, Johan Lodewijk (Louis, geb. 1735) verlaat in 1755 (op z’n twintigste dus) het huis en begint voor zichzelf in Amsterdam. Hij huwt Catharina Koning en verwerft zich – net als z’n vader, en onder verwijzing naar hem – al snel een naam als ‘Orgel en Clavecimbaelmaker”.
  • De jongere zoon (Joannes, geb. 1742) groeit waarschijnlijk ook op in de werkplaats van zijn vader aan het Hopland, en wordt geleidelijk aan – hoe jong ook – zijn ‘compagnon’.
  • Johan Daniel overlijdt tweede paasdag (11 april) 1757. In 1751 hadden man en vrouw een ‘wederkerig’ testament gemaakt dat in 23 februari 1757 nog eens is bevestigd3. Hij wordt begraven te Putte (net over de Nederlandse grens) want protestanten waren nog steeds niet echt welkom in ‘t Stad en na hun dood was er voor hen helemaal geen plaats meer… op al die gewijde grond der kerkhoven. Omdat Joannes nog niet meerderjarig is neemt Susanna de zaak over. Alle drie de dochters wonen ook nog thuis: Theresia, Maria Sophia, en Joanna Elisabetha. Dit wordt bevestigd door een brief, ca. 1760 geschreven door Maria Riemenschneider (dochter van een voormalige diaken) aan de Deputaten die in Nederland toezicht hielden op de Antwerpse geloofsgemeenschap. Daarin beschrijft ze de kleine gemeente die er nog over is. Ze bestaat naast de dominee en zijn gezin, uit 5, max. 6 huishoudens: “Een seekeren Bom met syn vrouw en 2 soonen, een wed. Dulken met een soon en 3 dogters, een Robbert Schot en syn vrouw en een Vene en dan een seekeren Hassifort met zyn famlie.”. Op dat moment is de band met ds. Diepelius niet bepaald goed (meer daarover hieronder). In 1763 richt Susanna een verzoek aan de Raad van Brabant (waar Antwerpen onder ressorteert) om de werkplaats te mogen verhuizen (met tax-exemptie) naar Brussel, waar zij de zaak wil verder zetten met hulp van haar zoon (Joannes) en schoonzoon (Henrietta is in 1760 gehuwd met de schilder Herman Faber) die allen mee zullen verhuizen. Dit verzoek wordt – met vertraging en inperking van de vrijstellingen (enkel het materiaal) – ingewilligd in 1764. Van danaf woont de familie Dulken dus niet meer in Antwerpen, maar in Brussel. Zoon Louis woont op dat moment niet meer in Amsterdam, maar in Hasselt in Overijssel (verhuizing ca. 1762).

Johan Daniel Dulken als ouderling (1744-1757).

Op 16 februari 1744 wordt dhr. Johan Daniel Dulken tot ouderling (kerkelijk bestuurslid) van de Brabantse Olijfberg aangesteld (na voorafgaandelijke verkiezing. NB: dit gebeurde altijd in overleg met de deputaten).

Op zich mooi, ware het niet dat de predikant die in die periode actief is, ds. Diepelius, zich niet op een gunstige manier ontwikkelt. Hij ziet het graag allemaal groots, en met name zichzelf (en zijn roeping). Mensen die hem tegenspreken, tegenwerken, zijn meteen vijanden. Ouderling Dulcken dus, en diaken Riemensnijder (concierge van het Oosters Huys). Daarbij overschrijdt de dominee ook de grenzen van het betamelijke. Zo verwekte hij in 1751 een kind bij zijn huishoudster/nicht. En ondanks het feit dat de kerkeraad hem een herkansing gunt (waaraan Dulken ook meewerkte), keert hij zich tegen de kerkeraad. Diaken Riemensnijder (de namen worden in die tijd verschillende geschreven) vertrekt. Volgens een opmerking van Dulken (uit een brief aan de Gedeputeerden in Nederland), probeerde de dominee zich daarna te omringen met ja-knikkers (“ds. wil van een schoenmakersknecht een diaken , die seer gering van begrip en hem alles zou moeten toestemmen, maken“). Nu wil Diepelius Dulken’s scalp. Die laat zich echter niet opzij zetten. In het ‘Oud-Synodaal Archief van de Ned. Hervormde Kerk’ is een enorme correspondentie hieromtrent bewaard. Hieruit komt naar voren dat de dominee nogal labiel was (wellicht ‘borderline’ zouden we nu zeggen). Hij schreef zichzelf een hoge godsdienstige roeping toe (zeer geëxalteerde stijl in zijn brieven) en al z’n tegenstanders waren – dus – ook meteen Gods tegenstanders. Tegelijk zijn er meerdere getuigenissen dat hij geregeld dronken op straat rondzwierf (bijv. op tweede Paasdag 1757 toen Johann Daniel Dulken overleed – aldus mededeling van zoon Louis in een brief aan de Deputaten in 1774), maar bleef onderwijl voldoende functioneren om altijd weer mensen voor zich te winnen. De hogere organen van de kerk hebben nooit de knoop durven doorhakken (d.w.z. hem afzetten), ook niet lang na het overlijden van Johan Daniel zijn zoon Louis Dulken (bij zijn terugkeer naar Antwerpen in 1773) nog steeds op dezelfde dominee botste, en na bot te hebben gevangen, op zijn beurt een actie tot afzetting initieerde bij de Deputaten te Breda (briefwisseling 1774 – het dossier uit het oud-Synodaal archief groeit nog maar eens aan). Ook Louis krijgt het echter niet voor elkaar: Dominee Diepelius bleef zitten waar hij zat, en zo heeft hij 39 jaar te Antwerpen ‘gestaan’ als predikant van de Olijfberg, tot hij stierf in 1780….

Oh Freunde, nicht diese Töne...

Onderstaand schilderij (nu in het Rockoxhuis) dateert uit 1764. Het is geschilder door J. Horemans. De oudste dochter van Dulcken (Johanna Henrietta) was gehuwd met Johan Herman Faber (zelf schilder, leerling en vriend van de Horemans). De man met de zwarte baret lijkt op Faber… Zouden de anderen de drie Dulcken-dochters en zoon zijn? Wie weet? Eén Dulcken staat er in elk geval op: het klavecimbel. Zoom maar in op de hand, en u ziet het: DUL …. 764.

Rockoxhuis, Jan Jozef II Horemans, concert in een interieur, opdrachtgever dhr. Faber (echtgenoot van Henrietta Dulken.

Komen en gaan (1773). Lodewijk (Louis) keert terug naar Antwerpen

Als de familie al zo’n 10 jaar weg is, keert Lodewijk (Louis) terug naar Antwerpen. De periode in Hasselt (Ov.), die gevolgd was op z’n Amsterdams verblijf, was geëindigd met schulden en processen (zoals bij zijn vader in Maastricht). Ook hij pakt z’n boeltje (d.w.z. laat moeder en atelier in Hasselt achter, incl. twee knechten) en vestigt zich in 1773 weer in Antwerpen. Domicilie blijft echter nog Hasselt. Zijn moeder, Susanna, is waarschijnlijk uit vrije wil achtergebleven, maar omdat de diakonie (kerk) en de armendienst (stad) haar niet echt willen ondersteunen, verhuist ze naar Epe en later naar Heerde, waar ze op hoge leeftijd sterft en begraven wordt (1789). Voor Louis blijkt Antwerpen een goede keus. In de Gazette van Antwerpen plaatst hij een advertentie waarin hij zijn werk aanprijst. De tekst is leerzaam en spreekt voor zicht. (bron https://musicksmonument.com/styled-211/)

Scherm­afbeelding 2025-06-05 om 09.54.51

De reputatie van zijn vader kent men blijkbaar nog, en klavecimbels zijn nog steeds in gebruik (zeker dus onderhoud!). Zijn ster begint te rijzen. Wel is het zo dat Louis Dulcken eigenlijk bezig is om over te schakelen op piano-fortes (zoals uit een advertentie twee jaar later (in de Gazette van Gent) blijkt. Daarover schrijft Louis, dat hij in zijn werkplaats heeft “een Forte piano van zyn werk, zynde eene nieuwe Uytvindinge, dewyl men ongemerkt en zonder incommoditeyt den thoon van de zelve kan diminueëren en casseeren [= uitdoven].” In Hasselt heeft hij blijkbaar met deze totaal andere techniek (hamer ipv plectrum ; stoten (piano-forte) tegen de snaren ipv tokkelen/plukken) geëxperimenteerd tot hij die onder de knie had en het instrument zong. Na Antwerpen lonkt Parijs (1783). Precieze overlijdensgegevens zijn niet bekend. Na 1793 en voor 1795, wellicht in Munchen bij zijn oudste zoon, ook Louis geheten (Louis II Dülcken) die sinds 1781 – parallel aan zijn vader – in München carrière heeft gemaakt als piano-forte-bouwer. Zijn oom Johannes (die in Brussel het bedrijf van zijn vader uit Antwerpen had voortgezet) was in 1771 vanuit Brussel naar Amsterdam vertrokken (ja, ‘t is ingewikkeld) en dan naar Den Haag, waar hij in 1775 is overleden.

Dick Wursten

  1. Het is de tijd van de ‘Oostenrijkse successieoorlogen’ en in de ‘barrière-steden’ waren vaak Noord-Nederlandse (republikeinse) soldaten gelegerd als buffer tegen Frankrijk.
  2. https://boalch.org/instruments/makerprofile/196 biedt een goede en uptodate summary in het Engels. https://musicksmonument.com/styled-211/ is niet strak geordend maar wel informatief, met veel originele bronnen in het Nederlands
  3. Op heden den 23’ febrij. 1757. Compareerde Sr Johan Daniel Dulcken inwoonder deser Stadt, mij notaris bekent Sieckelijck in den lichaeme en te bedde liggende, nochtans sijne zinnen, memorie ende verstandt over al wel maghtigh zijnde ende volkomentlijck gebruijckende, gelijck dat claerlijck bleke den welcken alnoch verclaerde te lauderen ende ’t approberen
    Sijn testament op 26 augustus 1751 voor mij notaris present getuijgen in reciprocque forme met sijne huijsvrouwe Joff  Susanna Maria Knoepfel gemaeckt ende gepasseert. Hele tekst: https://musicksmonument.com/styled-52/